Practicum UTVTO19TSPA
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Zijn we allemaal scherp?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Het geindiceerde vermogen is afhankelijk van:
A
Soort brandstof en compressieverhouding
B
Slagvolume, toerental en gemiddelde zuigerdruk
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het effect van het vroeg openen van de uitlaatklep?
A
Vermindering compressie- einddruk
B
Vergroten van expansie- arbeid
C
Minder verlies als gevolg van compressie uitlaatgassen
Slide 5 - Quizvraag
Bij een motor wordt de klepspeling ruimer afgesteld. Welke invloed heeft dit op de klepoverlap?
A
Wordt kleiner
B
Wordt groter
C
Blijft gelijk
Slide 6 - Quizvraag
Welke gegevens zijn van invloed op het effectieve slagvolume?
A
Straal krukas, diameter zuiger, moment sluiten van inlaatklep
B
Volume verbrandingsruimte
C
Moment van sluiten uitlaatklep
Slide 7 - Quizvraag
Op welke manier kan het motorvermogen worden bepaald?
A
Meten op een motorproefstand
B
Berekenen uit de gemeten compressie einddruk
C
Dit wordt berekend uit het gemeten motorkoppel
Slide 8 - Quizvraag
Bij het laat sluiten van de inlaatklep:
A
Wordt bij laag toerental de uitgestoten HC verlaagd
B
Wordt de max. vullingsgraad bereikt bij laag toerental
C
Wordt de max. vullingsgraad bereikt bij hoog toerental
D
Wordt de compressie einddruk verlaagd
Slide 9 - Quizvraag
Je collega (dom jochie) heeft de klepspeling te krap afgesteld. Hierdoor:
A
Wordt de klepoverlap groter
B
Wordt de klepoverlap kleiner
C
Er verandert niets aan de klepoverlap
Slide 10 - Quizvraag
Waar is het effectieve rendement het grootst?
A
Zwaar belast tussen 1700 - 2700 tpm
B
Licht belast tussen 1500 - 2000 tpm
C
Gemiddeld belast tussen 1500 - 3500 tpm
Slide 11 - Quizvraag
Bij een adiabaat geldt:
A
Er vindt geen warmte uitwisseling met de omgeving plaats
B
Alleen de druk en het volume veranderen
C
Alleen het volume verandert
D
De druk verandert niet
Slide 12 - Quizvraag
Bij een lange slagmotor is de vulling het beste bij:
A
Hoge toerentallen
B
Lage toerentallen
Slide 13 - Quizvraag
Bij een isobaar geldt het volgende:
A
Druk verandert
B
Temperatuur verandert alleen
C
Druk blijft constant
