Onderzoek 5V

Introductieles onderzoek
Periode 3
Weging 2
Verslag+presentatie
Onderzoek naar beelden in religies. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Introductieles onderzoek
Periode 3
Weging 2
Verslag+presentatie
Onderzoek naar beelden in religies. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor goed onderzoek?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Onderzoek
Waarmee start een onderzoek?
Leerdoelen
- Een onderzoeksvraag met deelvragen formuleren.
- Informatie verzamelen, verwerken en concluderen.
- Omgaan met bronnen en deze vermelden (APA).
- Samen werken aan een opdracht.
- Plannen en taak verdelen.
- Evalueren en presenteren. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Praktisch
Wat: Onderzoeksverslag + Presentatie
Wie: groep van 3 leerlingen
Beschikbare lestijd: 4 lesweken
Wanneer af: Vrijdag 12 mei inleveren

Slide 6 - Tekstslide

Beelden in religies/ religieuze beelden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

De hoofdvraag is de belangrijkste onderzoeksvraag en bestaat meestal uit meerdere typen vragen. De deelvragen zijn kortere vragen die vaak uit één type onderzoeksvraag bestaat. Zorg ervoor dat je deelvragen helpen je hoofdvraag te beantwoorden. Meestal zijn je eerste twee deelvragen beschrijvende vragen.
Vb. Wat betekenen iconen voor christenen van de Oosterse kerk?  

Slide 9 - Tekstslide

Beschrijvende vragen
Beschrijvende vragen zijn handig om het onderwerp van het onderzoek te verkennen. Deze vragen zijn meestal het startpunt van je onderzoek (deelvraag 1 en 2), en helpen je om het onderwerp van de onderzoek overzichtelijk te krijgen.
Beschrijvende vragen gaan altijd over het hier en nu. Het antwoord op een beschrijvende vraag schetst bijvoorbeeld een situatie, een begrip of een persoon op basis van eigen of verzamelde waarnemingen.



Slide 10 - Tekstslide

Vergelijkende vragen

Als je verschillen en overeenkomsten wilt aantonen dan doe je dit met een vergelijkende vraag. Meestal gebruik je niet meer dan twee vergelijkende vragen in je onderzoek en zijn dit deelvragen. Als je hoofdvraag een vergelijkende vraag is, moet je probleemstelling opgelost kunnen worden door verschillen of overeenkomsten te identificeren.


Slide 11 - Tekstslide

Definiërende vragen
Met definiërende vragen kun je uitzoeken hoe datgene wat je onderzoekt zich verhoudt tot het grotere geheel. Je kunt hiermee een verschijnsel typeren en indelen. Meestal zijn definiërende vragen deelvragen.



Slide 12 - Tekstslide

Verklarende vragen
Verklarende vragen zijn er om de oorzaak van het probleem te achterhalen. Begin de formulering van deze vragen met woorden als ‘wat’, ‘waardoor’, ‘hoezo’ en ‘hoe’.


Slide 13 - Tekstslide

Overig
Voorspellende vragen
Probleemoplossende vragen
Evaluatieve vragen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

1 vraag- helder- afgebakend- haalbaar- niet googlebaar

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld opzet onderzoek
Voorpagina: Naam, klas, vak, docent, datum en titel
Inhoudsopgave 
Inleiding: Introductie onderwerp en hoofd/deelvragen noemen- 300 woorden
Hoofdstukken: Inhoudelijke beantwoording deelvragen- 2000 woorden
Conclusie: Beantwoording van de hoofdvraag- 400 woorden
Reflectie: Evaluatie inhoud en proces- 300 woorden
Bronvermelding
Bijlagen - bijv. interviews, enquêtes 

Slide 17 - Tekstslide

Bronvermelding APA in de tekst- parafraseren
Er wordt aangeraden om het statistisch programma
SPSS te gebruiken voor het analyseren van onderzoeksgegevens (Baarda, 2014).

Baarda (2014) raadt aan om het statistisch programma
SPSS te gebruiken voor het analyseren van onderzoeksgegevens.

Chinese schilderijen worden tentoongesteld in
Nederlandse musea (Van der Poel & Zijlmans, 2016). 

Slide 18 - Tekstslide

Bronvermelding APA in de tekst-citeren
“De eerste stap die je neemt, is in feite een probleemen situatieanalyse” (Migchelbrink, 2006, p. 68) en deze werkwijze is gevolgd voor het onderzoek.
 
“De uitspraken die in het onderzoek gedaan worden
moeten aan de hand van de resultaten controleerbaar zijn” (Fischer & Julsing, 2014, p. 25)

Slide 19 - Tekstslide

Internetbron in de tekst 
Bij een internetbron wordt in de tekst alleen de auteur en het
jaartal genoemd. De volledige URL wordt alleen in de bronnenlijst opgenomen. Bij het ontbreken van een auteur wordt
de organisatie genoemd en als deze er ook niet is, de titel van
de webpagina. Bij het ontbreken van een jaartal wordt z.d. (=
zonder datum) genoteerd. 

Slide 20 - Tekstslide

Bronnenlijst boek en internetbron

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wikipedia
Belangrijke oriëntatiebron
• Geeft breed kader, context
• Geeft verschillende invalshoeken
• Zoek naar geschikte zoektermen
• Maak gebruik van references, further reading etc.
Voorkeur: Engelse Wikipedia

Slide 23 - Tekstslide

Zoektips
• Google zoekt op woorden, niet op thema
• Bedenk hoe het in de tekst die je zoekt zal staan
• Zet belangrijkste woord vooraan
• Gebruik zoekhulpmiddelen/tools voor actualiteit
• Gebruik commando’s en operatoren
• Klik pas resultaten open als de samenvatting genoeg info geeft
• Zoek met CTRL F binnen de gevonden websites

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag
Onderwerp kiezen
Hoofd en deelvragen opstellen (+hypothese)
Onderwerp met hoofd en deelvragen + 
taakverdeling inleveren

Slide 25 - Tekstslide