Zinsdelen

Welke zin is fout?

A Rick van Morty zou de nieuwe minister-president van Nederland moeten worden. 

B Zou Rick van Morty de nieuwe minister-president van Nederland moeten worden?

C De nieuwe moet minister-president zou Rick van Morty van Nederland moeten worden. 

D Van Nederland zou Rick van Morty de nieuwe minister-president moeten worden. 

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke zin is fout?

A Rick van Morty zou de nieuwe minister-president van Nederland moeten worden. 

B Zou Rick van Morty de nieuwe minister-president van Nederland moeten worden?

C De nieuwe moet minister-president zou Rick van Morty van Nederland moeten worden. 

D Van Nederland zou Rick van Morty de nieuwe minister-president moeten worden. 

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen

Rick van Morty | zou | de nieuwe minister-president van Nederland | moeten worden. 

Zou | Rick van Morty | de nieuwe minister-president van Nederland | moeten worden?

De nieuwe | moet | minister-president | zou | Rick van Morty van Nederland |  moeten worden. 

Van Nederland | zou | Rick van Morty | de nieuwe minister-president | moeten worden. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga je leren?
Dit is een opfrisles over zinsdelen maken en benoem. 

Welke zinsdelen hebben we geleerd?
Hoe kunnen we die zinsdelen vinden? 

Je leert hoe je een zin in zinsdelen kunt verdelen
Je leert de drie zinsdelen: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp

Slide 3 - Tekstslide

Zoek het werkwoordelijk gezegde.
Zoek het onderwerp. 
Zoek de persoonsvorm. 
Verdeel de zin in zinsdelen. 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 4 - Sleepvraag

Zinsdelen

Stap 1: zoek de persoonsvorm (pv)
Stap 2: maak zinsdelen 
Stap 3: zoek het werkwoordelijk gezegde (wg)
Stap 4: zoek het onderwerp (o)

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonvorm?

Stap 1: zoek de persoonsvorm (pv)
Stap 2: maak zinsdelen 
Stap 3: zoek het werkwoordelijk gezegde (wg)
Stap 4: zoek het onderwerp (o)

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Erik heeft een grote vis gevangen. 

Stap 1: zoek de persoonsvorm (pv)
Verander de zin van tijd (tijdsproef)

-> Erik had een grote vis gevangen. 
De persoonsvorm is 'heeft'

Slide 7 - Tekstslide

De hortensia's willen deze zomer maar niet bloeien.

Stap 1: Wat is de persoonsvorm?
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Stap 2: zinsdelen maken

Hoe test je of de zinsdelen goed zijn?


Arjen Robben | wordt | deze zomer | de nieuwe coach van Alcides.
GOED

Arjen | Robben | wordt | deze zomer | de nieuwe | coach van Alcides. FOUT

Slide 9 - Tekstslide

Stap 2: zinsdelen maken -> zinsdeelproef
-> Begin de zin met het gevonden zinsdeel. Klinkt dat goed of fout? 

Arjen | Robben | wordt| deze zomer | de nieuwe | coach van Alcides. FOUT

Zinsdeelproef:
Robben | wordt | Arjen | deze zomer | de nieuwe | coach van Alcides. 
Deze zomer | wordt | Arjen | Robben | de nieuwe | coach van Alcides. 
De nieuwe | wordt | Arjen | Robben | coach van Alcides. 




Slide 10 - Tekstslide

Stap 2: zinsdelen maken

Waar staan de strepen tussen de zinsdelen goed?
A
De | hortensia's | willen | deze | zomer | niet | bloeien.
B
De hortensia's | willen | deze zomer niet | bloeien.
C
De hortensia's | willen | deze zomer | niet bloeien.
D
De hortensia's | willen | deze zomer | niet | bloeien.

Slide 11 - Quizvraag

Stap 3: werkwoordelijk gezegde

Waar bestaat het werkwoordelijk gezegde uit?

Slide 12 - Open vraag

Stap 3: werkwoordelijk gezegde


De hortensia's | willen | deze zomer | niet | bloeien.
A
willen deze zomer
B
willen
C
willen niet bloeien
D
willen bloeien

Slide 13 - Quizvraag

Stap 4: het onderwerp

Welke vraag stel je altijd om het onderwerp te vinden?
A
Wie of wat?
B
Wie of wat + persoonsvorm?
C
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?

Slide 14 - Quizvraag

Voorbeeld
Stap 4: het onderwerp

Erik heeft een grote vis gevangen. 

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
Wie of wat + heeft gevangen?
-> Wie of wat heeft gevangen? 
Onderwerp = Erik

Slide 15 - Tekstslide

Stap 4: het onderwerp

Welke vraag maak je om het onderwerp te vinden?

De hortensia's | willen | deze zomer | niet | bloeien.
A
Wie of wat de hortensia's?
B
Wie of wat willen?
C
Wie of wat willen deze zomer?
D
Wie of wat willen (niet) bloeien?

Slide 16 - Quizvraag


Stap 4: Wat is het onderwerp?

De hortensia's | willen | deze zomer | niet | bloeien.
A
de hortensia's
B
willen
C
willen bloeien
D
deze zomer

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak de test via www.socrative.com
Code: 581498

Slide 18 - Tekstslide