3mavo H6 herhaling werkwoordstijden + trappen van vergelijking

Wat gaan we deze les doen
  • Herhaling werkwoordstijden
  • Herhaling H6 impératif
  • Herhaling trappen van vergelijking
  • Uitleg huiswerk/ afronding dit schooljaar 
  • Herhaling vocabulaire H6 (Quizlet)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen
  • Herhaling werkwoordstijden
  • Herhaling H6 impératif
  • Herhaling trappen van vergelijking
  • Uitleg huiswerk/ afronding dit schooljaar 
  • Herhaling vocabulaire H6 (Quizlet)

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling werkwoordstijden

Slide 2 - Tekstslide

Tijden

Slide 3 - Tekstslide

Heden = NU
Présent
1. stam maken -er
2. stam opschrijven
3. + uitgang!


Slide 4 - Tekstslide

Toekomst = dan
Futur 
hele ww
+ ai, as, a, ons, ez, ont

Conditionnel
hele ww + 
+ ais, ais, ait, 
   ions, iez, aient

Slide 5 - Tekstslide

verleden = toen
Passé composé 
hulpwerkwoord + VD

Imparfait
1. nous-vorm
2.-ons
3.+ ais, ais, ait, 
      ions, iez, aient

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling H6 impératif

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
in het
Nederlands

Slide 8 - Woordweb

Bron C: Impératif 
1 persoon: 
1. Je-vorm
2. zonder de 'je'        --> uitzondering: aller --> VA!

groep of "u"
1. Vous-vorm
2. zonder de 'vous'
 
groep inclusief jij zelf
1. nous-vorm
2. zonder de 'nous'

Slide 9 - Tekstslide

danser ~ groep incl. jijzelf
A
dansons!
B
danse!
C
dansez!
D
dansions!

Slide 10 - Quizvraag

parler ~ tegen een vriend
A
parle!
B
parlé!
C
parlons!
D
parlez!

Slide 11 - Quizvraag

faire~ tegen 2 vrienden
A
fais!
B
faisons!
C
faites!
D
faire

Slide 12 - Quizvraag

choisir - tegen je broer

Slide 13 - Open vraag

visiter
~ je opa en oma tegen wie je u zegt

Slide 14 - Open vraag

aller~ Marie

Slide 15 - Open vraag

Herhaling trappen van vergelijking

Slide 16 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een trap
van vergelijking in het Nederlands

Slide 17 - Open vraag

Ik ben kleiner dan mijn beste vriend.
plus…. bijv.nw…. que/qu’

Deze broeken zijn even mooi als die broeken.
aussi…. bijv.nw…. que/qu’

Deze auto is minder groot dan die Volvo.
moins…. bijv.nw…. que/qu’

 Let op dat je het bijv.nw in de goede vorm zet!

Slide 18 - Tekstslide

Elle est plus petite que son frère.
A
GOED
B
FOUT

Slide 19 - Quizvraag

Le garçon est aussi
amoureuse que la fille.
A
GOED
B
FOUT

Slide 20 - Quizvraag

Le garçon est aussi
amoureuse que la fille.
A
GOED
B
FOUT

Slide 21 - Quizvraag


A

Slide 22 - Quizvraag

la girafe est aussi longue
que le lion.
A
GOED
B
FOUT

Slide 23 - Quizvraag

La porte est (groter dan) la table.

Slide 24 - Open vraag

Les pantalons sont (minder groot dan) les jeans.

Slide 25 - Open vraag

Uitleg huiswerk/ afronding dit schooljaar 

Slide 26 - Tekstslide

Herhaling H6 Voca ABEFG
M.b.t. Quizlet 


Slide 27 - Tekstslide