H2 §4 Waterstofbruggen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H2.4 Waterstofbruggen



Doel: Kunnen uitleggen wanneer waterstofbruggen ontstaan en wat het effect van waterstofbruggen is.

Slide 2 - Tekstslide

Atoombinding

Binding in moleculen tussen atomen.

Ze hebben een gezamenlijk electronenpaar.


Slide 3 - Tekstslide

Atoombinding
Zitten de elektronen gemiddeld evenveel bij het ene atoom als bij het andere atoom = gewone atoombinding ook wel 
 covalante binding genoemd

Slide 4 - Tekstslide

Molecuulbinding
De aantrekkingskracht 
die uiteindelijk
tussen moleculen met gewone atoombindingen 
ontstaat noemen we 
de VanderWaalskrachten

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Electronegativiteit

Sommige elementen “trekken harder” aan het electronen paar.

Hierdoor komt er meer van de beide electronen aan de kant van dat element.

De kracht waarmee een element trekt heet de electronegativiteit

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Polaire atoombinding
  • Elektronen bevinden zich gemiddeld meer bij het ene atoom dan bij het andere.
  • Hierbij spelen andere krachten een rol = waterstofbrug
  • Watermoleculen zijn stevig aan elkaar gebonden door waterstofbruggen, aan de opp. een vliesje van water =oppervlaktespanning

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Polaire atoombinding
  • De elektronen zitten liever bij het N-atoom en bij het O-atoom. Hierdoor worden deze atomen “delta” negatief.
  • De waterstofatomen die aan het ”delta” negatief atoom vast zitten worden “delta” positief.
  • Moleculen met OH- en/of NH groepen hebben dus extra bindingen genaamd Waterstofbruggen
  • Moleculen met een polaire atoombinding > kookpunt

Slide 11 - Tekstslide

Polaire atoombinding

Waterstofbruggen alleen tussen het O-atoom of N-atoom van het ene molecuul en een H-atoom van een ander molecuul.


LET OP !!

ALLEEN H-ATOMEN DIE ZELF OOK AAN EEN O- OF EEN N-ATOOM ZIJN GEBONDEN KUNNEN H-BRUGGEN VORMEN

Slide 12 - Tekstslide

Hydrofiel en hydrofoob
Hydrofiel: moleculen die van water houden
Hydrofoob: moleculen die bang zijn van water 

Hydrofiel: molecuul heeft minstens 1 OH- of NH- groepen (vormen waterstofbruggen met H2O)
Hydrofoob: molecuul heeft geen OH- of NH- groepen 
(vormen geen waterstofbruggen met H2O)

Soort zoekt soort! 

Slide 13 - Tekstslide

Hydrofiel en Hydrofoob

Hydro = water
fiel      = houden van
foob   = bang voor

Dus:
Hydrofiel    = houden van water
Hydrofoob = bang voor water

Slide 14 - Tekstslide

Hydrofiel/Hydrofoob
De hydrofobe staart gaat makkelijk in
het vet (olie) en de hydrofiele kop mengt
makkelijk met water. Hierdoor zorgt
een emulgator ervoor dat olie en water
kunnen mengen (voor een tijdje).

Slide 15 - Tekstslide

Hydrofiel en hydrofoob
HYDROFOOB > houdt niet van water, mengt er niet goed mee     > bijv. olie, kaarsvet, zuurstof 
HYDROFIEL > houdt van water, mengt er goed mee                          > bijv. alcohol, suiker, spiritus


De oliedruppeltjes zijn omringd door emulgatormoleculen
De hydrofobe staarten steken in de hydrofobe oliedruppels. 
De hydrofiele koppen bevinden zich in water.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Hydrofiel en hydrofoob


  • Hydrofiele stoffen lossen goed op/mengen goed met andere hydrofiele stoffen
  • Hydrofobe stoffen lossen goed op/mengen goed met andere hydrofobe stoffen
  • Hydrofiele stoffen lossen slecht op in hydrofobe stoffen


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Welke twee soorten bindingen zitten er tussen watermoleculen ?
A
Atoombinding
B
Ionbinding
C
Vanderwaalsbinding
D
Waterstofbrug

Slide 20 - Quizvraag

Een voorbeeld van een polair molecuul is een:
A
koolstofdioxide
B
methaan
C
water
D
ethaan

Slide 21 - Quizvraag

olie
A
hydrofiel
B
hydrofoob

Slide 22 - Quizvraag

Mengen deze moleculen?
A
nee, want H2O is hydrofiel, ethaan hydrofoob
B
ja, ze zijn beide hydrofiel
C
ja, ze zijn beide hydrofoob
D
nee, want H2O is hydrofoob en ethaan hydrofiel

Slide 23 - Quizvraag

De kop van een zeepmolecuul is:
A
hydrofiel, houdt niet van water
B
hydrofoob, houdt niet van water
C
hydrofiel, houdt wel van water
D
hydrofoob, houdt wel van water

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

H2.4 Waterstofbruggen



Doel: Kunnen uitleggen wanneer waterstofbruggen ontstaan en wat het effect van waterstofbruggen is.

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk


  • Lees en leer HS2.4 (blz. 59-61)
  • Maak de vragen 20 t/m 25 (blz. 62)


Slide 27 - Tekstslide