In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Biologie 4 HAVO
Herhalen Thema 1
Slide 1 - Tekstslide
Deze les kun je zelfstandig maken ter herhaling!
Slide 2 - Tekstslide
Is het sterven van de bonenplant het einde van de levenscyclus en/of het einde van de levensloop?
A
Alleen van de levenscyclus.
B
Alleen van de levensloop.
C
Zowel van de levenscyclus als van de levensloop.
Slide 3 - Quizvraag
Levensloop en levenscyclus
elk individu heeft een eigen levensloop => die start met de geboorte en eindigt met de dood.
Elk organisme gaat dood maar de soort blijft bestaan, door de nakomelingen. Dit noem je de levenscyclus.
Slide 4 - Tekstslide
Koppel de juiste organisatieniveaus aan de voorbeelden.
Molecuul
Organel
Cel
Weefsel
Mitochondriën
Vetcellen
Spierweefsel
ATP
Vet
Slide 5 - Sleepvraag
Organisatieniveaus
Slide 6 - Tekstslide
Het organisatieniveau wat de afbeelding laat zien is......?
A
individu
B
populatie
C
levensgemeenschap
D
ecosysteem
Slide 7 - Quizvraag
Welk organisatieniveau van biologie zie je hier?
A
Organisme
B
Cel
C
Weefsel
D
Molecuul
Slide 8 - Quizvraag
Wanneer de bloedsomloop stil valt, kan het hart door de verpleegkundige worden gereanimeerd. Een menselijk hart bestaat uit verschillende weefsels. Hieronder staan de twee eigenschappen van een menselijk hart. 1. Het hart pompt bloed rond 2. Het hart bestaat uit cellen
A
geen van beiden
B
alleen eigenschap 1
C
alleen eigenschap 2
D
beiden eigenschappen
Slide 9 - Quizvraag
Elysia chlorotica, een dier met fotosynthese. Van de groengekleurde zeeslak Elysia chlorotica is bekend dat hij chloroplasten “steelt” van de algen die hij tijdens zijn jeugd eet. In de eerste twee weken van zijn bestaan eet de dan nog bruine slak de alg Vaucheria litorea. In plaats van dit organisme te verteren, zuigt de slak de chloroplasten uit deze alg en neemt deze organellen op in zijn eigen cellen. In microscopische preparaten lijken de cellen van de zeeslak na het opnemen van de chloroplasten op de cellen van de algen. Noteer één kenmerken waardoor de cellen van de zeeslak na het opnemen van de chloroplasten te onderscheiden zijn van cellen van de algen.
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat is onderdeel F ?
A
Ruw endoplasmatisch reticulum
B
Glad endoplasmatisch reticulum
C
Golgisysteem
D
Transportblaasje
Slide 12 - Quizvraag
Celkern
Ligt in het cytoplasma
Omgeven door een kernmembraan met daarin: - kernporiën - kernplasma - chromosomen - kernlichaam
Slide 13 - Tekstslide
Celkern
Functie: - Beschermen én in stand houden van chromosomen - Gen-expressie: Genen aanzetten door signaal te maken
Slide 14 - Tekstslide
Endoplasmatisch reticulum
Netwerk van membranen
Om de celkern heen gevouwen
2 types - Ruw ER - Glad ER
Slide 15 - Tekstslide
Ruw ER
Bevat ribosomen (afgebeeld als puntjes)
Ribosomen maken de eiwitten geven de eiwitten af in holte van membraan
Slide 16 - Tekstslide
Glad ER
Geen ribosomen
Stopt eiwitten in blaasjes
stofwisseling
productie vetten
afbreken gifstoffen
Slide 17 - Tekstslide
Golgi systeem
Ligt naast ER
Neemt de blaasjes met eiwit afgesnoerd van het ruwe ER op.
Geeft eiwitten hun uiteindelijke vorm en stopt ze weer in blaasjes
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Waar vindt verbranding plaats?
A
In onderdeel B
B
In onderdeel E
C
In onderdeel F
D
In onderdeel B, E en F
Slide 20 - Quizvraag
Koppel de begrippen
ATP
Golgi
DNA
Mitochondrien
Ribosoom
GER
Powerhouse van de cel
Bevat recept voor eiwit
Geeft het eiwit z'n vorm
Maakt het eiwit
Batterij van de cel
Stopt ongevouwen eiwit in blaasjes
Slide 21 - Sleepvraag
Celmembraan
- Omgeven van de cel
- Selectief selecteren van stoffen die wel of niet de cel in mogen - Continu in beweging
- Bestaat uit dubbellaag van fosfolipiden
Slide 22 - Tekstslide
A
Exocytose
B
Pericytose
C
Fagocytose
D
Endocytose
Slide 23 - Quizvraag
Endosytose vs Exosytose
Endocytose, Exocytose
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Waar gaat het water heen
A
Uit de cel
B
In de cel
C
Het is in osmostisch evenwicht dus blijft zo
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Leg uit waarom een infuus altijd 0,9 % NaCl bevatten en waarom dit geen gedestilleerd water kan zijn.
Slide 31 - Open vraag
Osmose in dierlijke cellen
Slide 32 - Tekstslide
De turgor in de plant kan .....1.......worden, als uit een plant ......2......water verdampt.
A
1 = laag
2=weinig
B
1=laag
2=veel
Slide 33 - Quizvraag
Hypertoon Isotoon hypotoon
Plasmolyse Grensplasmolyse Turgor
Slide 34 - Tekstslide
Plasmolyse
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
In exp. 1 en 3 wordt gedestilleerd water toegevoegd met een lagere osmotische waarde dan in de cel. D.m.v. osmose zal er een hypotone situatie ontstaan waarin water de cel in gaat. Leverweefsel is dierlijk en heeft dus geen celwand, dus zal uiteindelijk knappen. Bladweefsel is plantaardig, en de celwand zal voor turgor zorgen.
Slide 37 - Tekstslide
Transport van glucose Glucose kan via transportenzymen door celmembranen heen worden getransporteerd. Bij actief transport kost dit energie, bij passief transport niet. Waardoor kost actief transport van glucose wel energie? (1 punt)
Slide 38 - Open vraag
Slide 39 - Tekstslide
1. Groep leerlingen leren 50 woordjes zonder muziek 2. Groep leerlingen leren 50 woordjes met muziek
Welke uitspraak is waar?
A
Groep 1 = controlegroep
Groep 2 = controlegroep
B
Groep 1 = testgroep
Groep 2 = controlegroep
C
Groep 1 = controlegroep
Groep 2 = testgroep
D
Groep 1 = testgroep
Groep 2 = testgroep
Slide 40 - Quizvraag
De kroonbasilisk of Jezus Christus-hagedis uit Costa Rica. Kan over het water lopen. Hij doet dat om voedsel te verzamelen of aan roofdieren te ontsnappen. Volgens de Groningse hoogleraar Videler liep ook de Archaeopteryx, een reptielachtige oervogel, die 140 miljoen jaar geleden leefde, over het water. Hoe noemt men de Bewering van Videler?