In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H15: Kwetsbare ecosystemen
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud hoofdstuk
15.1 Energiestromen
15.2 Populaties
15.3 Warmte, water en exoten
15.4 Biobrandstof en recycling
15.5 De stad als ecosysteem
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk je aan bij ecosystemen?
Slide 3 - Woordweb
Voorkennis
In een ecosysteem zijn de volgende organismen aanwezig:
eencellige algen
watervlooien
vissen
driehoeksmosselen
De vissen eten de watervlooien. De watervlooien en driehoeksmossel eten eencellige algen.
Wat zijn de producenten en wat zijn de consumenten?
Slide 4 - Tekstslide
PRODUCENTEN
CONSUMENTEN
Eencellige algen
Vissen
Watervlooien
Driehoeksmosselen
Slide 5 - Sleepvraag
Voorkennis
In een ecosysteem zijn de volgende organismen aanwezig:
eencellige algen
watervlooien
vissen
driehoeksmosselen
De vissen eten de watervlooien. De watervlooien en driehoeksmossel eten eencellige algen.
Teken een voedselweb met alle vier de organismen.
Slide 6 - Tekstslide
Teken een voedselweb met daarin de organismen 1 t/m 4
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Voorkennis
In een ecosysteem zijn de volgende organismen aanwezig:
eencellige algen
watervlooien
vissen
driehoeksmosselen
De vissen eten de watervlooien. De watervlooien en driehoeksmossel eten eencellige algen.
Teken een voedselpyramide met alle vier de organismen.
Slide 9 - Tekstslide
Teken een mogelijke voedselpiramide met de vier genoemde organismen
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Meststoffen in het water, of een hevige regenval kunnen leiden tot massale sterfte van vissen. Licht toe hoe dit kan gebeuren.
Slide 13 - Open vraag
Antwoord
Als de algen enorm gaan toenemen, kunnen zij als een deken over het water komen te liggen. Daaronder sterven waterplanten die voor de O2 zorgen die de vissen nodig hebben.
Ook sterven op een gegeven moment veel algen af. De reducenten breken de organische stoffen af en onttrekken alle O2 aan het water. Ook dan sterven de vissen.
Slide 14 - Tekstslide
Doelen 15.1
Je leert dat energie aan de basis staat van levensgemeenschappen.
Je leert hoe een voedselketen en een voedselweb zijn opgebouwd.
Je kunt uitleggen wat de rollen van producenten, reducenten en consumenten zijn in het voedselweb
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Tekstslide
Noem een organische stof
Slide 18 - Woordweb
Voedselketens
De verschillende planten die voorkomen in de ecosystemen van Peru zijn het begin van vele voedselketens. In een ecosysteem gebruiken organismen energie om organische stoffen te vormen
Slide 19 - Tekstslide
Voedsel
Slide 20 - Tekstslide
Voedingsstoffen
Slide 21 - Tekstslide
Producenten
Producenten zijn autotroof: maken zelf energierijke stoffen/ hebben geen andere levende organismen nodig voor hun voedsel.
auto = zelf
troof = voeding
Productenten hebben een energiebron nodig om chemische reacties mogelijk te maken. Het kost energie om van eenvoudige moleculen (zoals CO2 en H2O) een ingewikkeld molecuul (zoals glucose) te maken.
Slide 22 - Tekstslide
Foto-autotroof
Een organisme is foto-autotroof als hij zelf energierijke stoffen maakt met behulp van lichtenergie. (fotosynthese). Dit zijn planten en algen
Slide 23 - Tekstslide
Wat is de reactievergelijking van fotosynthese?
Slide 24 - Open vraag
6 CO2 + 6 H2O + energie --> C6H12O6 + 6 O2.
Slide 25 - Tekstslide
Voedingsstoffen
Slide 26 - Tekstslide
Consumenten - heterotrofe organisme
Kunnen zelf geen energierijke stoffen maken uit anorganische stoffen.
Hebben andere levende organismen nodig voor hun voedsel.
Gebruiken energie als brandstof en bouwstof. Een deel gaat verloren door warmte
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Voedingsstoffen
Slide 29 - Tekstslide
Reducenten
Schimmels en bacteriën zijn reducenten.
Zij zijn de laatste stap in de kringloop van stoffen.
Hoe zijn schimmels en bacteriën te herkennen?
Slide 30 - Tekstslide
SCHIMMELS
BACTERIËN
Celwand
Celkern
Prokaryoot
Eukaryoot
Geen celkern
Slide 31 - Sleepvraag
Wat er overblijft
Aan het eind van de voedselketen blijft uiteindelijk anorganisch materiaal over.
Slide 32 - Tekstslide
Welke anorganische stoffen kunnen er overblijven?
Slide 33 - Open vraag
Planten zijn niet enige autotrofe organismen!
Er bestaan ook chemo-autotrofe organismen.
Dit zijn bacteriën in de bodem Deze maken energierijke stoffen met behulp van chemische energie (energie die vrij komt uit een chemische reactie met anorganische stoffen).
Bijvoorbeeld energie die vrijkomt bij oxidatie van NH4+ (ammonium) en NO2- (nitriet)
Slide 34 - Tekstslide
Chemosynthese - voorbeelden
energie + koolstofdioxide + water -> glucose + zuurstof
In welke kringloop spelen de nitrietbacterie en de nitraatbacterie een belangrijke rol?
Slide 39 - Open vraag
Slide 40 - Video
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Welke vragen heb je over deze plaatjes in de BINAS?
Slide 43 - Open vraag
Stel
Ik zet een kat (3kg) in een grote kooi, ik geef de kat elke dag 120 ml water en 100 gram brokken en hij eet en drinkt dit allemaal op. Een kat heeft per dag gemiddeld 70 gram brokken en 120 ml water nodig om in leven te bijven.