4v week 2 lesson 1 ( 28-8) present tenses

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

today
 tenses: grammar page 66-67

reading: Fashion Trends through time

vocabulary: Finish up and Stepping Stones



Slide 2 - Tekstslide

Welcome!
Go to page 66 of your book

Fill in the grid, then try to complete the sentences ( exercise B)


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Feiten
gewoontes
regelmatig gebeurt
wanneer iets nu gebeurt
she/he/it ww +s
am/is/are + ww + ing
at the moment
now
right now

Slide 4 - Sleepvraag

1. Make a sentence in the present simple
2. Make a sentence in the present continuous

Slide 5 - Open vraag

Now, a couple of mixed questions for you to practise with..

They will contain the following verb tenses:

past simple
present perfect
past perfect

Slide 6 - Tekstslide

Since I (to be) seven years old, I (to want) to be a doctor.
A
was / wanted
B
have been / have wanted
C
have been / wanted
D
was / have wanted

Slide 7 - Quizvraag

Explanation:
Since that moment (the age of 7, which is in the past - 'finished time'), this person 'has wanted' to be a doctor.

Dat moment is in het verleden (past simple), maar de persoon wil nog steeds arts worden (present perfect)


Slide 8 - Tekstslide

Fred's parents (to feel) sad when they heard that he (to spend) all their money.
A
felt / had spent
B
had felt / spent
C
had felt / had spend
D
felt / has spent

Slide 9 - Quizvraag

Explanation:
When they heard = een moment in het verleden (staat ook in de past simple) --> they felt

Daarvoor is nog iets anders gebeurd.
Het moment dat het verste in het verleden ligt, moet in de past perfect staan (had spent).


Slide 10 - Tekstslide

(you - to forget) what you (to promise) me last week?
A
Are you forgotten / have promised
B
Have you forgot / promised
C
Have you forgotten / promised
D
Did you forget / have promised

Slide 11 - Quizvraag

I (never - to expect) this until I (to see) it with my own eyes.
A
never expected / saw
B
have never expected / saw
C
had never expected / saw
D
never expected / have seen

Slide 12 - Quizvraag

Explanation:
never = signaalwoord voor present perfect, maar ook voor past perfect!

"until I saw" = tot het moment dat ik (= een moment in het verleden, dus: past simple)

Daarvoor had je het nooit verwacht.

Slide 13 - Tekstslide

I (just - to have) a meeting in town. There (to be) fifty people present.
A
have just had / have been
B
have just had / were
C
had just had / have been
D
just had / were

Slide 14 - Quizvraag

Explanation:
just = signaalwoord voor present perfect (have just had)

There were fifty people present: nu ga je het specifiek over die vergadering hebben, en die ligt nu in het verleden --> past simple

Slide 15 - Tekstslide

reading
page 38-39

read the text and do exercise 38 C, 39 and 40

timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide