H3A Grammatica Kapitel 4

Heute         Freitag 29. Mai 2020
Zungenbrecher

Der Wagenführer führt den Vorführwagen vor. 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heute         Freitag 29. Mai 2020
Zungenbrecher

Der Wagenführer führt den Vorführwagen vor. 

Slide 1 - Tekstslide

Programm
- Toetsstof toets einde schooljaar
- Wiederholung Grammatik & Übungen

Slide 2 - Tekstslide

Toetsstof 
Kapitel 4
- woordjes
- grammatica:
* geslacht van het zelfstandig naamwoord
* keuzevoorzetsels
* trappen van vergelijking 

Kapitel 5
- grammatica:
* in, nach, zu
* vor, für
* modale werkwoorden & wissen
* bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de, het of een voor kunt zetten. In het Duits schrijf je elk zelfstandig naamwoord met een ........?

Slide 4 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord heeft een geslacht. 
- mannelijk (m) --> der
- vrouwelijk (v) --> die
- onzijdig (o) --> das
- meervoud (mv) --> die

Slide 5 - Tekstslide

Voor zelfstandige naamwoorden die in het meervoud geschreven staan schrijf je het lidwoord: ...
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quizvraag

Mannelijke personen, - dieren, -beroepen, dagen, maanden, dagdelen en jaargetijden krijgen het volgende geslacht:
A
das
B
die
C
der

Slide 7 - Quizvraag

De meeste het-woorden en verkleinwoorden die eindigen op -chen krijgen het volgende geslacht: ....
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 8 - Quizvraag

Vrouwelijk personen, - dieren, - beroepen & woorden die eindigen op -heit/-keit/-ung/-e zijn: ______
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)

Slide 9 - Quizvraag

De volgende woorden zijn: Kind, Mädchen, Bübchen
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)

Slide 10 - Quizvraag

De volgende woorden zijn: Lehrer, Montag, Sommer, Abend
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)

Slide 11 - Quizvraag

De volgende woorden zijn: Kuh, Polizistin, Übung, Freiheit
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)

Slide 12 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels
9 voorzetsels: an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen
Tip: bij twijfel vertaal de zin!
+3: plaats/ tijd (wo/ wann)
+4: beweging (wohin)

Slide 13 - Tekstslide

Der Ball liegt unter dem Auto (o).
A
plaats +3 (wo)
B
tijd +3 (wann)
C
beweging +4 (wohin)

Slide 14 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels
  1. Voorzetsels: an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen
    - 3e of 4e naamval
    - 3e naamval --> Wo? Wann?, Waar? Wanneer 
Voorbeeld: Ich bin in der Schule (v) +3 = Wo? Waar?
Wir machen das an einem Freitag (m) +3 = Wann? Wanneer?
- 4e naamval --> Wohin? Waarheen? (beweging)
Voorbeeld: Wir fahren an das Meer (o) +4 = Wohin?

Slide 15 - Tekstslide

Kannst du mich in einer Stunde (v) abholen?
A
plaats +3 (wo)
B
tijd +3 (wann)
C
beweging +4 (wohin)

Slide 16 - Quizvraag

Der Ball rollt unter das Auto (o).
A
plaats +3 (wo)
B
tijd +3 (wann)
C
beweging +4 (wohin)

Slide 17 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
1 Basisregel: klein - kleiner - am kleinsten

2 Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -d, -t of een s-klank:
nett - netter - am nettesten

3 Bijvoeglijke naamwoorden met een -a, -u of -o. Krijgen vaak het volgende --> jung - jünger - am jüngsten

Slide 18 - Tekstslide

Vul de trappen van vergelijking in voor het woord: breit.
Doe het als volgt: klein - kleiner - am kleinsten

Slide 19 - Open vraag

Trappen van vergelijking
Stellende trap: Er ist (genau)so groß wie so. Hij is even groot als zij.
Vergrotende trap: Er ist größer als er. Hij is groter dan hij. 
Overtreffende trap: Er ist am größten. Hij is het grootst. 

Uitzonderingen: viel - mehr - am meisten
                                    gern - lieber - am liebsten
   

Slide 20 - Tekstslide

Modale werkwoorden & wissen

Slide 21 - Tekstslide

Hausaufgaben 
Kapitel 5 "Frankfurt am Main"
- Lektion 2: Aufgabe 1, 4, 5, 7, 8 bearbeiten
- Wörter Lektion 1 & 2 lernen

Vrijdag 29 mei vóór 15.00 uur maken


Slide 22 - Tekstslide