Grammatica zinsdelen en. persoonsvorm grammatica P1

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
timer
10:00
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
  • Lezen uit je leesboek

  •  Uitleg 'persoonsvorm en zinsdelen'
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de persoonsvorm?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over zinsdelen?

Alleen en in stilte
Vingers

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Persoonsvorm en zinsdelen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Een persoonsvorm is een werkwoord en geeft het getal en de tijd aan.

Hoe kan je deze vinden?

  • Zin in andere tijd. 
  • Getal (meervoud/enkelvoud)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm

  • Andere tijd
  • Getal (meervoud/enkelvoud)

  1. Josefien wil zaterdag graag winkelen.
  2. Haar klasgenoten wilden liever uitslapen.
  3. Ik ga liever naar de film.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.
  • Zinsdelen hebben een betekenis (een functie) binnen een zin.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter heeft aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 9 - Tekstslide

Wijs iemand aan
Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van de werkwoorden


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde.


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
Stap 3: welke woorden kunnen voor de persoonsvorm staan? Verander de volgorde van de zin.

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

Slide 13 - Tekstslide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.
Zoek de zinsdelen

De dokter | heeft| aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
  • Stap 1: zoek de persoonsvorm.

  • Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde. Het volledige wwg is één zinsdeel

  • Stap 3: verander de volgorde binnen de zin. Alles dat voor de persoonsvorm staat of kan staan, is een zinsdeel.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat? Opdrachten  2 en 3
Waar? Bladzijde 205
Hoe? Zelfstandig en stil
Klaar? Lees verder uit je leesboek

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken opdracht 2
1) Tot hun spijt verliezen de jongens de laatste wedstrijd van de competitie. (verloren)
2) Stella wilde met haar zus een citroentaart bakken voor hun oma. (wil)
3) Nam Dave de krantenwijk over van Mees, zijn vroegere buurjongen? (neemt)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken opdracht 3
1) Een puzzel van duizend stukjes leggen jullie echt niet in een paar uur! (leg)
2) Deze tuinen met veel groen en weinig stenen zijn duurzaam. (is)
3) Op zaterdag wordt vaak leuke uitjes gepland. (worden)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Volgende week dinsdag
Opdrachten 4,5,6, bladzijde 205
online de lesson-up afmaken. 

Laatste les van deze week
So spelling paragraaf 1 tot en met 4

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog?
Persoonsvorm en zinsdelen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog?
Welke drie manieren zijn er om een persoonsvorm te vinden?

Wat zijn zinsdelen?

Hoe kan je een zinsdeel vinden?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog?
Neem de zin over in je schrift, onderstreep de persoonsvorm en zet streepjes tussen de zinsdelen.

Alle brugklassen van het Maerlant gaan volgende week op reis naar Zeeland.

2 minuten - alleen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
1. Vakantie blijkt voor veel mensen een bron van inspiratie.
2. Op het eerste schoolfeest gaf Sophie Daan vorige week een kus.
3. De snelste wielrenner werd beloond met een bijzondere trofee.
4. Binnen twee weken moesten de vandalen de boete betalen.
5. Jaarlijks doet Georgios mee aan het schaaktoernooi voor scholieren.
6. De lerares sprak de klas vermanend toe.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat? Opdrachten 3 + 4
Waar? Bladzijde 29
Hoe? Alleen en in stilte
Wanneer? Donderdag 30 september
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of ga aan de slag met ander huiswerk.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Uit welke zinsdelen bestaan deze zinnen?
Schrijf de zin over, zet zinsdeelstrepen en benoem daarna alle zinsdelen.
Geef antwoord in de app.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De baby slaapt zacht

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de middag probeerde hij te leren

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De harige spin weefde het mooiste web

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het terras valt de plant opeens om

Slide 30 - Open vraag

Moeilijk, want een splitsbaar werkwoord en een dubbelzinnige zin.