Les 15 : Herhaling grammaire + Écire + droomhuis (2A, 14 november)

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1,2

Ik heb mijn kennis van de grammatica weer opgefrist.

Ik kan beschrijven hoe mijn kamer eruit ziet.

1. Vocabulaire

2. Écrire

4. 'Ma maison de rêve' 

Vocabulaire

Partie 1: 

10 min apprendre 4 & 6 & 8 leren ZS

Partie 2:

Dictee 2.0

1.  = 5 minutes

A: loopt heen en weer naar de woordenlijst en vertelt het woord aan B (niet roepen)

B: schrijft de Franse woorden goed op. 

2.  = 3 minutes

Je schrijft samen de vertaling achter de woorden. 

Wie heeft de meeste woorden goed?

Vocabulaire

VORM

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	grand	grand e
meervoud	grand s	grand es

Het bijvoeglijk naamwoord (BN)

UITZONDERING:

-e (V)	Als het BN eindigt op -e, geen extra e bv: une chose roug e
-s, (M) en MV	Als het BN eindigt op -s, geen extra s bv: un livre françai s / deux livres françai s

          Bijvoeglijk naamwoord

3-stappenplan: kijk naar het zelfstandig naamwoord

1. is het mannelijk of vrouwelijk ?

2. is het enkelvoud of meervoud ?

3. eindigt het woord al op een -e of -s ?

I

Geef 2 voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans.

Een bijvoeglijk naamwoord....

1. zegt iets over een zelfstandig naamwoord
2. zegt iets over een werkwoord

Hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden:

bijvoeglijk naamwoord + es

bijvoeglijk naamwoord + e

bijvoeglijk naamwoord + s

mannelijk meervoud

vrouwelijk enkelvoud

vrouwelijk meervoud

Herhaling

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud

grande

grandes

grand

grands

La voiture est .........

1. grandes
2. grands
3. grande
4. grand

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. les chats sont gris
2. les chats sont grises

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. Le lit est grand.
2. Le lit est grande.

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. Les filles sont petit.
2. Les filles sont petite.
3. Les filles sont petits.
4. Les filles sont petites.

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. La fleur est vert.
2. La fleur est verte.

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: bleu?

1. Elle porte une robe bleue.
2. Elle porte une robe bleus.

ALLER (=gaan)

                    ALLER

Je vais                    Ik ga

Tu vas                    Jij gaat              

Il/elle/on va            Hij/zij/men gaat

Nous allons             Wij gaan

Vous allez               Jullie gaan / U gaat

Ils/elles vont           Zij gaan

Schrijf eens op wat het werkwoord ALLER betekent

Ik ga

1. je vais
2. tu vas
3. vous allez
4. ils vont

Wij gaan

1. tu vas
2. elle va
3. nous allons
4. ils vont

Vul de passende vorm in bij:

Zij gaan

1. vous allez
2. tu vas
3. nous allons
4. ils vont

Mes copains (mijn vrienden) gaan

1. va
2. allez
3. allons
4. vont

1. Je komt rustig binnen; telefoon in de tas

2. Je pakt je spullen

3. Je wacht tot de les begint.

AFSPRAKEN

Stappenplan:

1. 1e waarschuwing

2. Ik benoem: ik zie dat ..... en dat vind ik ....... = je naam op het bord

3. Je krijgt een andere plek + kruisje achter je naam

4. je wordt verwijderd uit de les

AFSPRAKEN

Nakijken: 

exercice 27, 28, 29

Ik loop langs voor feedback/vragen.

Wat kan je gebruiken voor je poster?

Ma maison de rêve

Vandaag is tekening en plattegrond af. 

Je maakt een start met stap 2.

Maak eerst een mindmap!

TIP: gebruik apprendre 1 t/m 9 van Unité 4, de ‘handige zinnen’ van exercice 21 en de posts van David en Lucie (page 33) als voorbeeld.

Les devoirs (18 novembre)

Alles herhalen voor van Unité 4.

Zie Magister voor leerstof.

Proefwerk: 21 november

> Ga naar page 12

> Lees de vragen bij exercice 1 

Quoi (wat)? exercice 6, page 16

Comment (hoe)? tout seul (=alleen)

Durée (hoe lang)? 15 minuten 

--> eerste 5 minuten in ZS !

Fini (klaar)? 

keuze 1: woordjes leren --> page 35

keuze 2: extra lezen 

--> page 38 1-ster opdracht

J'aime .....

> On va faire les exercices en en classe.

> Schrijf je antwoorden op je blad.