Donnez votre opinion, et donnez au moins deux arguments.
Slide 7 - Tekstslide
Vos arguments
Slide 8 - Open vraag
Bijwoorden
Slide 9 - Woordweb
Adverbe - bijwoord
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
On va faire un petit quiz :)
Slide 19 - Tekstslide
1. Welk bijwoord bestaat niet?
A
bien
B
sportivement
C
gentiment
D
heureuxment
Slide 20 - Quizvraag
2. Les enfants courent rapidement. het bijwoord zegt iets over...
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord.
Slide 21 - Quizvraag
3. Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxement
C
doucement
D
douxment
Slide 22 - Quizvraag
4. Waar zegt een bijwoord iets over:
A
hele zin, werkwoord en zelfstandig naamwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord en bijvoeglijk naamwoord.
C
lidwoord, onderwerp en ander bijwoord.
D
persoonlijk voornaamwoord en werkwoord
Slide 23 - Quizvraag
5. Wat is het bijwoord van bon?
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment
Slide 24 - Quizvraag
6. J'ai une chaise confortable (confortable) Is dat een.... of een .....
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 25 - Quizvraag
7. J'ai bien compris cet exercice (bien) Is dat een .... of een ......
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
Slide 26 - Quizvraag
8. Naturellement, il se lave tous les jours Het bijwoord zegt iets over.....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord
Slide 27 - Quizvraag
9. Ces chaussures sont extrémements chères Het bijwoord zegt iets over .....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord
Slide 28 - Quizvraag
10. Elle parle lentement Vul aan: een bijwoord zegt iets over een :
A
werkwoord
B
persoon
Slide 29 - Quizvraag
11. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: facile -->
Slide 30 - Open vraag
12. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: exact
Slide 31 - Open vraag
13. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: définitif
Slide 32 - Open vraag
14. Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: bon
Slide 33 - Open vraag
Faites exercice 11 a t/m 11 d
Slide 34 - Tekstslide
In duo's
Maak een presentatie (google) waarin jullie het bijwoord en bijvoeglijk naamwoord uitleggen.
Dit moet in ongeveer 5 minuten, vergeet geen info.
Slide 35 - Tekstslide
Un objet trouvé
Je hebt op straat in Parijs een Apple Watch gevonden. Je kunt niet zien van wie het is, maar je denkt er goed aan te doen om het af te geven op het politiebureau.
Je zoekt op de site van de politie wat je moet doen. Je werkt in een tweetal,