hv1q di 24 mei

Welkom hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Je lesboek
  • + schrift
  • Pen of potlood
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Je lesboek
  • + schrift
  • Pen of potlood

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Lezen fragmenten
  • Toets bespreken
  • Klein beetje herhaling over het meewerkend voorwerp
  • Leren over de bijwoordelijke bepaling
  • Opdrachten maken



Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze lees, weet je:

  • wat een bijwoordelijke bepaling is
  • en hoe je het herkent in een zin

Slide 3 - Tekstslide

Tijd om te lezen

We lezen fragmenten

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Toets bespreken
Hoe? Klassikaal. Je houdt dus je mond.
Als je een inhoudelijke vraag hebt steek je je hand op. 
Hulp? Als er iets niet klopt zet je een kruisje bij de vraag en bespreken we het later. 
Resultaat? Je ziet wat er goed en minder goed is gegaan bij het maken van de toets. 
                                                           

Slide 5 - Tekstslide

Hoe zat 't ook alweer?
Met het meewerkend voorwerp..


Slide 6 - Tekstslide

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quizvraag

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling?
Ik loop.
-> Dit is een complete zin, met persoonsvorm, onderwerp en gezegde

Je kunt de zin aanvullen:
Ik loop op zondagochtend met mijn broertje door het bos en weer terug via de duinen.



Slide 9 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling?
Je kent nu:
  • persoonsvorm
  • onderwerp
  • werkwoordelijk gezegde
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling?
De bijwoordelijke bepaling geeft meestal antwoord op de vraag:
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

  • Hij fietste naar het sportveld
  • Daarna ging de kabouter de vloer vegen omdat zijn huisje vies was.

Slide 11 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling?
Let op: niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, 
maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.

Slide 12 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling?
Zo vind je de bijwoordelijke bepalingen

1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2. Zoek naar lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
3. De zinsdelen die dan nog overblijven, zijn meestal een bijwoordelijke bepaling.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Je maakt de startopdracht en opdracht 1 en 2
van hoofdstuk 6 grammatica - zinsdelen (p. ) 
Hoe? 5 minuten stil. Daarna mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Je leert over de bijwoordelijke bepaling.
Klaar? Dan maak je opdracht 4 en 5. 
                                                           

timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Zoek bwb uit deze zin:
In al die jaren heeft de auto hetzelfde uiterlijk gehad.
A
in al die jaren
B
hetzelfde uiterlijk
C
de auto
D
hetzelfde

Slide 15 - Quizvraag

Je wenst tijdens het kerstmenu iedereen
smakelijk eten.

Tijdens het kerstmenu=
A
ow
B
lv
C
mw
D
bwb

Slide 16 - Quizvraag

In een zin kan maar één BWB voorkomen
A
Waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
Wat? Je kijkt na: startopdracht en opdracht 1 en 2
van hoofdstuk 6 grammatica - zinsdelen (p. ) 
Hoe? 5 minuten stil. Daarna mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 10 minuten.
Resultaat? Je ziet of je de lesstof goed begrepen hebt. 
Klaar? Maak opdracht 4 en 5. 
                                                           

timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze lees, weet je:

  • wat een bijwoordelijke bepaling is
  • en hoe je het herkent in een zin

Slide 19 - Tekstslide