In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -n (let op de plaats van de klemtoon)
fee = feeën
knie = knieën
bacterie = bacteriën
porie = poriën
Woorden die eindigen op -heid maak je langer met - heden.