20181030 grammatica en woordenschat

Grammatica

Programma

Grammaticatoets: wat kun je verwachten?

Grammatica: uitleg persoonlijk voornaamwoord en wederkerend voornaamwoord

Zelfstandig leren

Grammaticatoets

Je hebt de leerdoelen gelezen in de planner en de opdrachten heb je gemaakt en nagekeken. Je hebt de vragen gesteld die je wilde stellen.

Wat ga je zéker krijgen?

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Hoofdzinnen en bijzinnen (ken de kenmerken)

Nevenschikkende en onderschikkende zinnen

Zinsdelen benoemen

Woordsoorten benoemen

Tijden benoemen en zinnen veranderen in een andere tijd

Wederkerende voornaamwoorden benoemen en verbeteren

Persoonlijk voornaamwoord

Hij speelt piano.

Jozef is moe. Daarom gaat hij slapen.

Heb je haar horen zingen?

Persoonlijk voornaamwoord

Dit is de Euromast. Hij is in 1960 gebouwd.

Weet je al dat de docent ziek is? Ja, ik weet het.

Persoonlijk voornaamwoord

1) Persoonlijk betekent niet dat het voornaamwoord per se naar een persoon verwijst. Je kunt hele woordgroepen en zinnen vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

2) Een persoonlijk voornaamwoord verwijst nooit naar iets wat in de eigen hoofd- of bijzin staat.

Persoonlijk voornaamwoord

Jan scheert hem.

'Hem' kan naar iedereen verwijzen, behalve naar Jan.

Jan wil dat Piet hem scheert.

Nu kan 'hem' wel naar Jan verwijzen.

Wederkerend voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iets wat in eigen hoofd- of bijzin staat.

Waar (zitten) of niet waar (staan)?

Wederkerend voornaamwoord

In tegenstelling tot een persoonlijk voornaamwoord verwijst een wederkerend voornaamwoord juist WEL naar iets wat in de eigen hoofd- of bijzin staat.

Het hoort bij een wederkerend werkwoord: het infinitief (hele werkwoord) heeft zich nodig. zich vergissen, zich gedragen.

Het moet grammaticaal passen bij het onderwerp (ev/mv)

Matthijs scheert hem. Matthijs scheert zich.

Matthijs wil dat Piet hem scheert. Matthijs wil dat Piet zich scheert.

Ik verveel me. Hij wast zich. Wij gedragen ons.

De agent douchte hem voordat hij zijn uniform aantrok.

1. hem = wederkerend vnw
2. hem = persoonlijk vnw

De menigte begaf zich dicht bij het podium.

1. geen persoonlijk vnw
2. geen wederkerend vnw

Daarvoor hoef je je echt niet te schamen.

1. persoonlijk vnw
2. bezittelijk vnw
3. wederkerend vnw

Heeft hij zijn boeken al ingeleverd?
zijn =

1. persoonlijk vnw
2. bezittelijk vnw
3. wederkerend vnw

Ik ken en herken nu het verschil tussen een persoonlijk voornaamwoord en een wederkerend voornaamwoord?

1. Ja
2. Nee

Zelfstandig leren

Geef via showbie kort aan mij door wat je hebt geleerd tijdens deze les en welke vraag/vragen je nog hebt.