In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
D-toets NOVA H.4
Elektriciteit
Slide 1 - Tekstslide
§ 1. Kenmerk van een gesloten stroomkring is dat
A
er geen stroom kan ontsnappen
B
de elektronen van + naar - kunnen lopen
C
het apparaat het niet doet
D
de stroombron geen stroom kan leveren
Slide 2 - Quizvraag
§ 1. Voorbeelden van isolatoren zijn
A
zilver, hout en koper
B
rubber, ijzer en water
C
plastic, goud en aluminium
D
hout, rubber en plastic
Slide 3 - Quizvraag
§ 1. Wat doet een schakelaar?
Slide 4 - Open vraag
§ 1. Reken om (vul alleen de getallen onder elkaar in): 3,7 A = ... mA 675 mA = ... A 0,074 A = ... mA
Slide 5 - Open vraag
Waar kan elektrische stroom in worden omgezet?
A
licht, warmte en kleur
B
warmte, kleur en beweging
C
licht, warmte en beweging
D
kleur, beweging en magnetisme
Slide 6 - Quizvraag
§ 1.Voorbeelden van geleiders zijn
A
zilver, koper en goud
B
koper, goud en rubber
C
goud, rubber en hout
D
rubber, hout en plastic
Slide 7 - Quizvraag
§ 2. Elektrische spanning druk je uit in
A
Ampère
B
Ohm
C
Volt
D
Watt
Slide 8 - Quizvraag
§ 2. Je hebt 3 batterijen van verschillende grootte. Wat is het verschil tussen de batterijen?
A
de weerstand waarop je de batterij kunt aansluiten.
B
de hoeveelheid chemische energie die ze bevatten.
C
de stoffen die ze bevatten.
D
de spanning die ze leveren.
Slide 9 - Quizvraag
§ 2. Welk van de onderstaande beweringen is fout?
A
Een batterij is een chemische gelijkspanningsbron.
B
Een elektromagneet is een spoel waardoor een stroom gaat.
C
Batterijen in serie leveren samen een grotere spanning.
D
Wisselspanning is ongevaarlijk.
Slide 10 - Quizvraag
§ 2. Leg uit of je een lampje waar 4,5V op staat ook kunt laten werken op 3 horlogebaterijen van 1,5V
Slide 11 - Open vraag
§ 3. Het symbool voor een stroommeter is
A
B
C
D
Slide 12 - Quizvraag
§ 3.Het schakelschema hiernaast betreft een
A
serieschakeling
B
testschakeling
C
gemengde schakeling
D
parallelschakeling
Slide 13 - Quizvraag
§ 4. Door een lamp die werkt op 10 Volt loopt een stroom van 0,25 A. Hoe groot is het vermogen van deze lamp? Gebruik P = U . I
Slide 14 - Open vraag
Teken het schakelschema van een schakeling waar twee batterijen (in serie geschakeld), een lamp, een bel en een schakelaar zijn opgenomen. Gebruik de juiste symbolen. De lamp brandt constant en de bel gaat wanneer de schakelaar wordt bediend. Vul hier een 'x' in wanneer je klaar bent.