1.5 Voltooid deelwoord

1.5 Voltooid deelwoord
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.5 Voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Uitleg Voltooid Deelwoord
Maken bladzijde 283 t/m 286

Donderdag 10 januari toets. 

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord staat altijd in de zin met een persoonsvorm. 

Ik heb gelopen. 
Heb = pv
Gelopen = vd



Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Hebben vaak een klinkerwisseling en eindigen op -en. Bijvoorbeeld:
Ik heb verzonnen (verzinnen).
Ik heb geschreven (schrijven).

Slide 4 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -t of -d. Maak het woord langer om te horen of de laatste letter een -t of een -d is. Bijvoorbeeld:
Heb jij in de soep geroerd? -> met een -d, want het is geroerde.

Twijfel je? 't ex-fokschaap.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
Toen zij van de trampoline sprong, heeft ze haar arm (breken).
A
Gebreekt
B
Gebreken
C
Gebrookt
D
Gebroken

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
Ben jij wel eens in Duitsland (zijn)?
A
Geweest
B
Gezijnd
C
Gewezen
D
Gezijn

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
Hij heeft zijn slaapkamer (verven).
A
Gevervd
B
Geverfd
C
Gevorfd
D
Geverven

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
Hij heeft de brief (verzenden).
A
Verzend
B
Verzenden
C
Verzendde
D
Verzonden

Slide 9 - Quizvraag

Zet de zin in de voltooide tijd.
Hij vertrok naar Amsterdam.

Slide 10 - Open vraag

Opdracht
Maak blz. 283 t/m 286

Donderdag 10 januari toets

Slide 11 - Tekstslide