In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welcome!
Slide 1 - Tekstslide
Today
Grammar
Practice for test
Slide 2 - Tekstslide
Some, any, every, no and compounds
Slide 3 - Tekstslide
Some/any: basisregels
Some en Any betekenen allebei: iets, een beetje, wat
Woorden die je met 'some' en 'any' maakt, zoals: someone, something, anyone, anything noem je samengestelde vormen (compounds). Hiervoor gelden dezelfde regels al voor 'some' en 'any'.
Slide 4 - Tekstslide
Some: basisregels
Some en samengestelde vormen gebruik je:
in bevestigende zinnen
in vragen waarvan je denkt dat het antwoord 'ja' is
in vragen waarmee je iets aanbiedt
Slide 5 - Tekstslide
Some: voorbeelden
Could I have something to drink? (waarschijnlijk ja)
Can I drive you somewhere? (aanbieding)
Something has got to change (bevestigende zin)
Slide 6 - Tekstslide
Any: basisregels
Any en samengestelde vormen gebruik je:
in de meeste vragen
in ontkennende zinnen
Slide 7 - Tekstslide
Any: voorbeelden
Does anyone know what happened? (vraag)
The protests aren't leading anywhere (ontkennend)
Slide 8 - Tekstslide
Any: let op!
Staat er 'hardly', 'never' of 'without' in de zin, dan gebruik je altijd any:
He never has any time
She passed the test without making any mistaken
Slide 9 - Tekstslide
There are hardly ___ students here.
A
some
B
any
Slide 10 - Quizvraag
Would you like ___ to drink?
A
something
B
anything
Slide 11 - Quizvraag
Can I have ___ lemonade, please?
A
some
B
any
Slide 12 - Quizvraag
Can I choose ___ subject I like?
A
some
B
any
Slide 13 - Quizvraag
You never get ___ letters.
A
some
B
any
Slide 14 - Quizvraag
This project won't take ___ time.
A
some
B
any
Slide 15 - Quizvraag
I have to go, I need to be ___ in five minutes.
A
somewhere
B
anywhere
Slide 16 - Quizvraag
Any & Every
Any & every vertaal je allebei met 'elk' of 'iedere'
Any betekent: iedere willekeurige
Every betekent: letterlijk alle
Slide 17 - Tekstslide
Any & Every: voorbeelden
You can order any snack on the menu (willekeurig)
I see her every day of the week (letterlijk elke dag)
We should help everywhere we can (overal)
Slide 18 - Tekstslide
I go to my dad's .... weekend
A
Any
B
Every
Slide 19 - Quizvraag
Do you have .... sweets left?
A
Any
B
Every
Slide 20 - Quizvraag
I could eat ... of those, I don't care
A
Any
B
Every
Slide 21 - Quizvraag
Where is he? He could be .....
A
Somewhere
B
Anywhere
C
Anything
D
Something
Slide 22 - Quizvraag
No
In plaats van not any kun je ook no gebruiken.
No en samengestelde vormen gebruik je om iets met nadruk te zeggen.
Slide 23 - Tekstslide
I haven't heard .... about the protest
A
something
B
anything
C
nothing
D
nowhere
Slide 24 - Quizvraag
I've heard .... from Felix. Is he ill?
A
anything
B
something
C
nothing
D
nowhere
Slide 25 - Quizvraag
There is ... to leave my coat
A
anything
B
something
C
nothing
D
nowhere
Slide 26 - Quizvraag
Let's practice some more
Make exercise 22+23 on page 89 of your Activity Book B
Check your answers with the key (on IL)
Slide 27 - Tekstslide
That's all!
Slide 28 - Tekstslide
Could I have ... ketchup, please? (in a restaurant)