4TL Grammar Quiz Ch. 1

Grammar Quiz
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar Quiz

Slide 1 - Tekstslide

The past
Past Simple
Present Perfect
Past Continuous

Slide 2 - Tekstslide

I ............. (live) in Leeuwarden since 2010
A
lived
B
have lived
C
was living

Slide 3 - Quizvraag

De past simple gebruik je om te zeggen...
A
Dat iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen
B
Dat iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is
C
Dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was
D
Dat je iets cool vindt

Slide 4 - Quizvraag

We ............ each other jokes all day (to tell)
A
told
B
have told
C
were telling
D
telled

Slide 5 - Quizvraag

I ....... the city center yesterday (to visit)
A
was visiting
B
visited
C
have visited
D
visit

Slide 6 - Quizvraag

De past continuous gebruik je om te benadrukken...
A
Dat iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen
B
Dat iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is
C
Dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was
D
Dat je iets cool vindt

Slide 7 - Quizvraag

Stephanie............ him all day (to text)
A
was texting
B
texted
C
have texted
D
text

Slide 8 - Quizvraag

I ..... on vacation last summer (to go)
A
was going
B
have been going
C
goed
D
went

Slide 9 - Quizvraag

De present perfect gebruik je om te benadrukken...
A
Dat iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen
B
Dat iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is
C
Dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was
D
Dat je iets cool vindt

Slide 10 - Quizvraag

I ........... Harry for two months now (to see)
A
didn't see
B
wasn't seeing
C
haven't seen
D
saw

Slide 11 - Quizvraag

I ........ (to watch) tv when my mom ...... (to come) in
A
watched, was coming
B
was watching, came

Slide 12 - Quizvraag

My dad ..... (to walk) in while I ........ (to play) a game
A
was walking, played
B
walked, was playing

Slide 13 - Quizvraag

While the secretary ....... (to write) an email, her boss ..... (to ask) for a cup of coffee
A
was writing, asked
B
wrote, was asking

Slide 14 - Quizvraag

Alex ....... (to book) a hotel near the beach two days ago
A
booked
B
has booked

Slide 15 - Quizvraag

Negations (ontkenningen)

Slide 16 - Tekstslide

Hoe maak je een ontkenning?
A
je zet 'not' achter het werkwoord
B
je zet 'not' achter een vorm van to be, have got of hulp-werkwoorden
C
je zet 'not' achter de zin
D
je zet 'not' alleen achter een vorm van TO BE

Slide 17 - Quizvraag

Wat doe je als er geen vorm van TO BE, HAVE GOT of HULP-WERKWOORDEN in de zin staan?
A
Dan gebruik je don't, doesn't of didn't
B
Dan zet je 'not' achter het werkwoord
C
Dan sla je de zin over

Slide 18 - Quizvraag

Make this sentence negative:
Shannon has got a baby brother

Slide 19 - Open vraag

Make this sentence negative:
You should watch that new show

Slide 20 - Open vraag

Wat is de vorm van to be in deze zin:
Was your hotel comfortable?
A
your
B
was
C
comfortable
D
er is geen vorm van to be in deze zin

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het hulpwerkwoord in deze zin:
Could you see the ocean from your apartment?

Slide 22 - Open vraag

Make this sentence negative:
I had pets growing up

Slide 23 - Open vraag

Make this sentence negative:
Richard talked to his friend yesterday

Slide 24 - Open vraag

Make this sentence negative:
Richard talks to his friend every day

Slide 25 - Open vraag

Make this sentence negative:
I walk a mile every day

Slide 26 - Open vraag

Make this sentence negative:
Shannon is watching her favorite show

Slide 27 - Open vraag

Questions & Negative Questions

Slide 28 - Tekstslide

Make the question:
I was playing with my dog

Slide 29 - Open vraag

Make the question:
You can tell me something about the show tomorrow

Slide 30 - Open vraag

Make the question:
You should tell me where to go

Slide 31 - Open vraag

Make the question:
He plays the lead role in that show

Slide 32 - Open vraag

Make the question:
She has got a lot of money

Slide 33 - Open vraag

Make the negative question:
Can you tell me more?

Slide 34 - Open vraag

Make the negative question:
Is the music too loud?

Slide 35 - Open vraag

Vocabulary
Geef de juiste vertaling van het woord dat je ziet

Slide 36 - Tekstslide

Chuckle

Slide 37 - Open vraag

Consequence

Slide 38 - Open vraag

Overwhelming

Slide 39 - Open vraag

Boosheid

Slide 40 - Open vraag

Phenomenon

Slide 41 - Open vraag

Doordeweekse avond

Slide 42 - Open vraag

Collaborate

Slide 43 - Open vraag

Vreemd

Slide 44 - Open vraag

Hidden

Slide 45 - Open vraag

Fortuin

Slide 46 - Open vraag

Aarzelen

Slide 47 - Open vraag

Slide 48 - Tekstslide