Dinsdag 16 juni - grammatica woordsoorten H4

Nederlands
Grammatica woordsoorten H4
dinsdag 16 juni 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Grammatica woordsoorten H4
dinsdag 16 juni 

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten H5
over aanwijzende en vragende voornaamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Theorie: aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw): deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde

  • Kan voor een zelfstandig naamwoord staan: deze mevrouw, dat paard, zo'n fiets
  • Kan ook alleen staan, je kunt er dan een zelfstandig naamwoord achter denken:
    Deze rode fiets vind ik mooier dan die gele (fiets). Vind jij dat ook? 

Dat en die zijn aanw.vnw als je het kunt vervangen door dit of deze.

Woorden die een plaats of een richting aangeven, zijn geen aanwijzend voornaamwoorden (daar, daarheen, daarover, daarlangs).




Slide 3 - Tekstslide

Dit zijn de vier vragende voornaamwoorden:

Slide 4 - Open vraag

Maak opdracht 2 (blz. 121) via LessonUp.

Slide 5 - Tekstslide

1. Ik hou niet van ... grapjes, omdat ...
discriminerend zijn.

Slide 6 - Open vraag

2. Karin heeft ... moeilijke tekst vast niet ... geschreven.

Slide 7 - Open vraag


3. Weet jij ... ... prachtige schilderij gemaakt heeft?

Slide 8 - Open vraag


4. Els wil niet zeggen ... jongen ze leuk vindt; ... vind ik flauw.

Slide 9 - Open vraag

Maak opdracht 4 (blz. 121) via LessonUp.

Slide 10 - Tekstslide

Kies de juiste woordsoort?

1. Wat = ...
A
zn
B
zww
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

2. een = ...
A
blw
B
olw
C
hww
D
zww

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

3. werd = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
hww
D
zww

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

3. Griekse = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
bn
D
zn

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

4. Athene = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

5. volbracht = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
hww
D
zww

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

5. wie = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
zn
D
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

5. deze = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
hww
D
zww

Slide 18 - Quizvraag

Maak de oefeningen op het werkblad grammatica woordsoorten.

Slide 19 - Tekstslide

Kies de juiste woordsoort?

6. een = ...
A
olw
B
blw
C
hww
D
zww

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

6. opgelopen = ...
A
olw
B
blw
C
hww
D
zww

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

7. jammer = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

7. waarheid = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

7. zo'n = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

8. de = ...
A
zn
B
bn
C
blw
D
olw

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

9. stond = ...
A
zn
B
bn
C
zww
D
hww

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

9. het = ...
A
olw
B
blw
C
zww
D
hww

Slide 27 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

10. wereldrecord = ...
A
zn
B
bn
C
zww
D
hww

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

11. welke = ...
A
aanw.vnw
B
vr.vnw
C
zww
D
hww

Slide 29 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

12. uur = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 30 - Quizvraag

Kies de juiste woordsoort?

13. dat = ...
A
zn
B
bn
C
aanw.vnw
D
vr.vnw

Slide 31 - Quizvraag