past continuous 1

Past continuous
Je gebruikt de past continuous om aan te geven dat je ergens mee bezig was op een bepaald moment in het verleden. Je zegt dus dat je iets aan het doen was.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Past continuous
Je gebruikt de past continuous om aan te geven dat je ergens mee bezig was op een bepaald moment in het verleden. Je zegt dus dat je iets aan het doen was.

Slide 1 - Tekstslide

Bij het project 
moeten jullie een alibi maken voor jezelf.
Je gaat dan vertellen wat je aan het doen was
op het moment de leraar verdween.
Je gebruikt daar dus de
      past continuous        

Slide 2 - Tekstslide

Je gebruikt de past continuous dus als je wilt zeggen wat  je aan het doen was op een bepaald moment.
The detective was looking for clues 
The investigator was taking notes

Slide 3 - Tekstslide

the investigator was smoking a pipe
The detective was hiding behind a paper

Slide 4 - Tekstslide

Je maakt de past continuous door was of were voor 
het werkwoord te zetten en –ing er achter

I was sleeping
You were living
He/she/it was swimming
We were going
You were doing
They were having

Slide 5 - Tekstslide

Als een werkwoord uit 1 lettergreep bestaat met 1 klinker in het midden, verdubbelt de klinker
To swim – he was swimming
To hit – we were hitting


to get - he was getting hit 
               by the crook

Slide 6 - Tekstslide

Als een werkwoord eindigt op een -e verdwijnt de -e als
je er -ing achter zet
To have – he was having
To smoking – we were smoking


to hide - he was hiding behind
                 the newspaper 
              

Slide 7 - Tekstslide

Ontkenningen:                                                         
I wasn’t hiding
You weren’t looking
She wasn’t driving
We weren’t walking
You weren’t singing
They weren’t listening

zet not of 't achter was of were

Slide 8 - Tekstslide

Vragen:    
                                                     
Was I hiding?
Were you looking?
Was she driving?
Were we walking?
Were you singing?
Were they listening?

zet was of were aan het begin van de zin 

Slide 9 - Tekstslide

the cannibals .............(to cook) the teacher
A
was cooking
B
were cooking
C
was cooked
D
have cooking

Slide 10 - Quizvraag

the two man ..........(to fight) in the office
A
was fighting
B
have fighting
C
were fighting
D
have fighted

Slide 11 - Quizvraag

he was ........(to hit) him on the chin
A
was hitting
B
was hiting
C
were hitting
D
were hiting

Slide 12 - Quizvraag

the man was .......(to dig) a hole
A
was diging
B
was digging
C
were diging
D
were digging

Slide 13 - Quizvraag

He ........(to hide) for the police
A
were hiding
B
were hideing
C
was hiding
D
was hideing

Slide 14 - Quizvraag

the aliens .........(to search) for a victim
A
was searching
B
have searching
C
were searched
D
were searching

Slide 15 - Quizvraag

Peter .......(to look) for clues in the garden
A
was looking
B
were looking
C
was looked
D
have looking

Slide 16 - Quizvraag

the crook ....... (to carry) the teacher
A
were carrying
B
was carrieng
C
were carryng
D
was carrying

Slide 17 - Quizvraag

Voor het project schrijven jullie een verhaal. Je gaat beschrijven wat er is gebeurd en met wie en waarom. 
Je wilt natuurlijk ook vertellen waar en wanneer het is gebeurd. 
Dit zijn bepalingen van plaats en tijd

Slide 18 - Tekstslide

Bepaling van plaats en tijd
Bepaling van tijd              wanneer
bepaling van tijd staat achter in de zin
The teacher disappeared in the morning
the investigator was looking for clues last night
the invisible man was hiding in plain sight yesterday

Slide 19 - Tekstslide

Bepaling van plaats en tijd
Bepaling van plaats              waar
bepaling van plaats staat achter in de zin
The teacher disappeared from the boat
the investigator was looking for clues in the kitchen
the invisible man was hiding in plain sight in the garden

Slide 20 - Tekstslide

Bepaling van plaats en tijd
      Bepaling van tijd en plaats in 1 zin            
Altijd eerst de plaats en dan de tijd

Slide 21 - Tekstslide

Bepaling van plaats en tijd
      Bepaling van tijd en plaats in 1 zin            
The teacher fled  from the garden this  morning
the man was looking for clues in the kitchen last night
the invisible man was hiding in the forrest yesterday

Slide 22 - Tekstslide

in the shed/were cooking/ the teacher/last night/the cannibals
1
2
3
4
5
A
4-3-1-2-5
B
5-2-3-1-4
C
5-2-3-4-1
D
4-3-2-1-5

Slide 23 - Quizvraag

were fighting/the two man/ this morning /in the office
1
2
3
4
A
2-1-3-4
B
1-2-3-4
C
2-1-4-3
D
1-2-4-3

Slide 24 - Quizvraag

last week/ him /was hitting /he /in the middle of the shop
1
2
3
4
5
A
4-3-2-5-1
B
4-3-2-1-5
C
2-3-4-5-1
D
2-3-4-1-5

Slide 25 - Quizvraag

a hole /he / in the garden /when he was there/was digging
1
2
3
4
5
A
2-5-1-4-3
B
2-5-1-3-4
C
1-5-2-4-3
D
1-5-2-4-4

Slide 26 - Quizvraag

in the shed/ He/when they were looking for him/ was hiding
1
2
3
4
A
2-4-3-1
B
4-2-3-1
C
2-4-1-3
D
4-2-1-3

Slide 27 - Quizvraag

the aliens/on earth /last spring/were searching/ for a victim
1
2
3
4
5
A
5-4-1-3-2
B
1-4-5-3-2
C
5-4-1-2-3
D
1-4-5-2-3

Slide 28 - Quizvraag