De student kan..
5. Het verschil en overeenkomsten in communicatie van het endocrien- en zenuwstelsel geven.
6. Het verschil tussen een regulator en conformer benoemen, met een voorbeeld.
7. Het verschil tussen een ectotherm en endotherm organisme benoemen (thermoregulatie), met een voorbeeld.
8. Het tegenstroomprincipe uitleggen, aan de hand van een voorbeeld.