Verkeer (allerlei) 04-02-2021

• Verkeer
• Basisschool
• Groep 7

Gelukkig is dit bord binnenkort weer nuttig.... 

We kijken even les 8 na.

Pak je je werkboek erbij?

En dan nu een 

We gaan eens kijken wat er is blijven hangen van de afgelopen lessen. 

Er staat een vrachtauto
op de fietsstrook.
Wat moeten de
kinderen doen?

1. Rechts en ruim achter de vrachtauto wachten tot hij wegrijdt.
2. Rechts en ruim achter de vrachtauto wachten tot de auto die tegemoetkomt gepasseerd is.
3. Iets dichter naast elkaar gaan fietsen, achteromkijken en als er geen verkeer van achter komt de vrachtauto passeren.
4. Achter elkaar gaan fietsen, achteromkijken en als er geen verkeer van achter komt de vrachtauto passeren.

Bente en haar moeder worden
ingehaald door de tractor met
aanhanger.
Waar moeten ze rekening mee houden?
Er zijn twee antwoorden goed.

1. Dat er een harde windvlaag kan komen
2. Dat de bestuurder hen niet kan zien.
3. Dat er iets uit de aanhanger kan vallen.
4. Dat de tractor veel ruimte nodig heeft.

Wie wacht op een goede plek?

1. Caro
2. Ferry
3. Lina
4. Geen van allen

Inge gaat rechts
langs de vrachtauto.

Waarom is dit niet veilig?

1. Omdat ze haar voet aan de grond moet zetten.
2. Als de bestuurder gaat rijden, ziet hij haar daar niet goed.
3. Ze kan met een harde windvlaag te maken krijgen.

De meisjes krijgen te maken
met een vrachtauto die de
bocht om komt. Wat
voor advies geef jij de meisjes?

1. Jullie hebben voorrang. Rijd gewoon door, de chauffeur stopt wel
2. De bestuurder van de vrachtauto ziet jullie misschien niet. Bel even en fiets dan snel door.
3. De vrachtauto heeft veel ruimte nodig. Stop even en laat de vrachtauto voorgaan, ook al hebben jullie voorrang.

De jongens willen
op de rotonde blijven.
Het busje wil van de rotonde
af. Wie heeft voorrang?

1. Het busje, want op een rotonde gaan auto’s altijd voor.
2. Het busje, want je hebt voorrang als je van een rotonde afgaat.
3. De jongens, dat geven de haaientanden aan.
4. De jongens, want die komen van rechts.

Marlies moet naar links.
Daarom wil ze linksom de
rotonde op rijden.
Mag dat?

1. Ja, maar eerst moet ze Stefan voor laten gaan.
2. Ja, fietsers mogen dat, maar auto’s niet.
3. Nee, ze moet de rotonde rechtsom rijden.

Janine wil op de rotonde
blijven. De auto wil van de
rotonde af.
Welke zinnen zijn waar?

1. De auto moet Janine voor laten gaan.
2. Janine moet de auto voor laten gaan.
3. Hier geldt de regel: bij een gewone kruising moet je voorrang krijgen van bestuurders die van links komen rijden.
4. Hier geldt de regel: rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Tom wil rechtdoor.
Andrea wil rechtsaf.
Lies wil linksaf.
Wie wacht op de goede plaats in
het fietsopstelvak?

1. Tom
2. Andrea
3. Lies
4. Geen van allen

Jette wil rechtdoor.
Waar moet ze gaan fietsen?

1. In het vak links (met de pijl naar links)
2. Op de fietsstrook links
3. In het vak met de pijl rechtdoor en rechtsaf
4. In de fietsstrook rechts (waar ze fietst)

Anna wil rechtsaf gaan.
Doet ze het goed?

1. Ja, want ze fietst in het vak met de pijl naar rechts.
2. Ja, maar ze kan beter op de rode fietsstrook gaan fietsen.
3. Nee, op dit deel van de weg mogen alleen auto’s rijden.

Noor en Iris willen naar links.
Wie staat op de goede plek?

1. Noor
2. Iris
3. Geen van beiden

Wat is je score?

Check het op de volgende dia!

Klik jouw score aan

1. 12 goed = zg
2. 10 of 11 goed = g
3. 8-9 goed = v
4. 7 of minder = nog even verder oefenen

Welk onderdeel van verkeer zou je nog wat vaker willen oefenen?