Thema 4 Muziek

Thema 4 Muziek
Hoofdstuk 1 Belangrijke woorden
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 4 Muziek
Hoofdstuk 1 Belangrijke woorden

Slide 1 - Tekstslide


Lesdoel
Aan het einde van de les weet je: 
  •  Wat de moeilijke woorden van thema 4  
muziek betekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je nodig vandaag?
- Boek
- Schrift
- Pen
- Knipblad
- Lijm

Slide 3 - Tekstslide

Start (10 minuten)
1. Afmaken knip-opdracht moeilijke woorden.
2. Opdracht klaar? Nakijken met blz. 10 en 11 van het boek. Lees ook de zinnen die bij de woorden staan.
3. Schrijf de woorden op die je nog niet kende.
4. Maak zelf een zin met deze woorden.

Zijn er woorden waar je nog vragen over hebt?
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Samen oefenen
Even kijken hoeveel woorden je al kent.

Je krijgt zo een aantal vragen en opdrachten.
Doel is om te checken wat je al weet.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent het woord:
"Applaudiseren"

Slide 6 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"onderdeel van een lied dat met dezelfde melodie terugkomt, maar wel met steeds andere woorden"
A
Het concert
B
De melodie
C
De dirigent
D
Het couplet

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"Iets oefenen zodat je het foutloos kunt uitvoeren."
A
Repeteren
B
Instuderen
C
Componeren
D
Applaudisseren

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent het woord:
"De dirigent"

Slide 9 - Open vraag

Maken
Opdracht 1 blz 12:
Lees de belangrijke woorden en vul in elke zin het juiste woord in.

Opdracht 2 blz 13:
Maak zinnen met de woorden.

Opdracht 3 blz 14 en 15:
Lees de belangrijke woorden en vul elk woord op de juiste plaats in 
de tekst in. 




timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1 t/m 3
Klassikaal via het scherm

Slide 11 - Tekstslide

Thema 4 Muziek
Hoofdstuk 2 Spelling en Grammatica

Slide 12 - Tekstslide


Lesdoel
Aan het einde van de les weet je: 
  •  wat enkelvoud en meervoud is
  • hoe je woorden in het meervoud schrijft

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die mensen, dieren of dingen benoemen. Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten. Bijvoorbeeld: de kast, de stoel, het kind.


Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
Enkelvoud --> het gaat om 1 persoon of 1 ding
Meervoud --> het gaat om meer personen of dingen

Enkelvoud
Meervoud
een couplet
15 coupletten
een dirigent
2 dirigenten

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1
We gaan de opdracht maken via deze Lesson Up
1. Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?
2 Is het enkelvoud of meervoud?

Slide 16 - Tekstslide

Ik heb gisteren mijn nieuwe viool opgehaald.
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 17 - Quizvraag

Ik ga met vrienden naar het concert.
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 18 - Quizvraag

Mijn ouders vinden het prima als ik laat thuiskom.
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 19 - Quizvraag

We gaan elk weekend dansen in een gezellig muziekcafé.
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 20 - Quizvraag

In de kerk klonk prachtige muziek.
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 21 - Quizvraag

Meervoud
Eindigt het vaakst op -en of -s
Bijvoorbeeld:
De artiest - de artiesten
Het festival - de festivals

Maken opdracht 2 op blz. 19
Schrijf het enkelvoud en het meervoud op

Slide 22 - Tekstslide

Thema 4 Muziek
Hoofdstuk 2 Spelling en Grammatica

Slide 23 - Tekstslide


Lesdoel
Aan het einde van de les weet je: 
  •  wat enkelvoud en meervoud is
  • hoe je woorden in het meervoud schrijft

Slide 24 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen meervouden met -en en -s
- Nakijken opdracht 2
- Theorie: zelfstandige naamwoorden met dubbele klinker
                     zelfstandige naamwoorden die eindigen op 1 klinker                         en 1 medeklinker
                     zelfstandige naamwoorden die eindigen op een -s of                        -f

Slide 25 - Tekstslide

Meervoud
Eindigt het vaakst op -en of -s
Bijvoorbeeld:
De artiest - de artiesten
Het festival - de festivals

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
Enkelvoud
Meervoud
De show
De shows
Het instrument
De instrumenten
Het orkest
De orkesten
De dirigent
De dirigenten
De zanger
De zangers

Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden met een dubbele klinker
Een zelfstandig naamwoord met een dubbele klinker in het enkelvoud (ee, aa, oo, uu) schrijf je het meervoud met 1 klinker. Zo blijft de klank hetzelfde (lang).
Bijvoorbeeld:


Enkelvoud
Meervoud
Het mengpaneel
De mengpanelen
Het oor
De oren

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 1 klinker en 1 medeklinker
Een zelfstandig naamwoord dat in het enkelvoud eindigt op 1 klinker en 1 medeklinker krijgt in het meervoud een extra medeklinker. Zo blijft de klank hetzelfde (kort).

Enkelvoud
Meervoud
Het couplet
De coupletten
De stem
De stemmen

Slide 29 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op een 
-s of -f
Zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud op 
een -s eindigen, krijgen vaak een -z in het meervoud, behalve bij de meervouden mensen en kransen!
Zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud op 
een -f eindigen, krijgen vaak een -v in het meervoud, behalve bij de meervouden filosofen en fotografen!

Slide 30 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Enkelvoud
Meervoud
De brief
De brieven
Het bedrijf
De bedrijven
Het huis
De huizen
De laars
De laarzen

Slide 31 - Tekstslide

Aan de gang!
Maken opdrachten 3 t/m 7 op blz. 20 t/m 24

Slide 32 - Tekstslide

Thema 4 Muziek
Hoofdstuk 2 Spelling en Grammatica

Slide 33 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
1. Kort herhalen enkelvoud - meervoud
2. Afmaken opdrachten 
3. Maken studiemeter:
- Moeilijke woorden
- Spelling en Grammatica

Slide 34 - Tekstslide

Van enkelvoud naar meervoud
- Eindigt het vaakst op -en of -s
De artiest - de artiesten
Het festival - de festivals
- Soms moet je iets aanpassen

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden met een dubbele klinker
Een zelfstandig naamwoord met een dubbele klinker in het enkelvoud (ee, aa, oo, uu) schrijf je het meervoud met 1 klinker. Zo blijft de klank hetzelfde (lang).
Bijvoorbeeld:


Enkelvoud
Meervoud
Het mengpaneel
De mengpanelen
Het oor
De oren

Slide 36 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 1 klinker en 1 medeklinker
Een zelfstandig naamwoord dat in het enkelvoud eindigt op 1 klinker en 1 medeklinker krijgt in het meervoud een extra medeklinker. Zo blijft de klank hetzelfde (kort).

Enkelvoud
Meervoud
Het couplet
De coupletten
De stem
De stemmen

Slide 37 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op een 
-s of -f
Zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud op 
een -s eindigen, krijgen vaak een -z in het meervoud, behalve bij de meervouden mensen en kransen!
Zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud op 
een -f eindigen, krijgen vaak een -v in het meervoud, behalve bij de meervouden filosofen en fotografen!

Slide 38 - Tekstslide

Nog andere manieren
- Sommige zelfstandige naamwoorden eindigen in het meervoud op - eren, bijvoorbeeld kind - kinderen
- Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -eau, -ay, -ie, -e, -ee of , dan schrijf je een vaste -s, bijvoorbeeld café - cafés
- Soms kun je geen vast -s schrijven. Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -a, -i, -o, -u, -y, dan schrijf je -'s, bijvoorbeeld, hobby - hobby's, taxi - taxi's

Slide 39 - Tekstslide

Nog meer andere manieren
- Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ee krijgen in het meervoud -ën, bijvoorbeeld idee - ideeën
- Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie en de klemtoon ligt op de laatste lettergreep, dan eindigt het meervoud op -ieën, bijvoorbeeld melodie - melodieën
Eindigt de klemtoon niet op de laatste lettergreep dan eindigt het meervoud op -iën, bijvoorbeeld porie - poriën

Slide 40 - Tekstslide

Aan het werk!
- Afmaken t/m opdracht 13 blz. 29 (wie moet nog wat doen?)
- Maken studiemeter:
Moeilijke woorden
Spelling en Grammatica

Slide 41 - Tekstslide

Thema 4 Muziek
Hoofdstuk 3 Lezen

Slide 42 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen leesstrategieën --> globaal, zoekend en intensief


Slide 43 - Tekstslide

Leesstrategieën
- Globaal lezen = je leest niet alle tekst alleen inleiding, titel, tussenkopjes en tekst onder de foto's
Bijvoorbeeld: ontdekken waar een tekst over gaat
- Zoekend lezen= lezen om informatie te zoeken
Bijvoorbeeld: opzoeken wat een toegangskaartje kost
- Intensief lezen= hele tekst met aandacht lezen
Bijvoorbeeld: leren voor een toets

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht
Maken opdracht 1 en 2 op blz. 31 t/m 34

Slide 45 - Tekstslide

Thema 4 Muziek
Hoofdstuk 3 Lezen

Slide 46 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Nakijken opdracht 1 en 2 (blz. 31 t/m 34)
- Stappenplannen leesstrategieën bekijken
- Opdrachten maken

Slide 47 - Tekstslide