Engels thema 3

Vertaal de volgende woorden/ zinnen naar het engels.

2 uur, kwart voor 3, schema, handenarbeid, laat zijn
1 / 16
volgende
Slide 1: Open vraag
EngelsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vertaal de volgende woorden/ zinnen naar het engels.

2 uur, kwart voor 3, schema, handenarbeid, laat zijn

Slide 1 - Open vraag

Vertaal de volgende zinnen/ woorden naar het nederlands.

to go to bed, to wash up, waste of time, twenty minutes to eight, to get dressed

Slide 2 - Open vraag

welke is juist
A
an hour
B
a hour
C
an our
D
a our

Slide 3 - Quizvraag

A of An

Je gebruikt a bij woorden als pen, bal, phone. Dus met een medeklinker.

Je gebruikt an bij woorden als apple, hour, alligator. Dus die beginnen met een klinker. (uitspraak)

Slide 4 - Tekstslide

welke engelse telwoorden ken je?

Slide 5 - Woordweb

Telwoorden

1e= first

2e= second

3e= third

4e= fourth

5e=fifth

6e= sixth

7e= seventh

Slide 6 - Tekstslide

first
A
2e
B
5e
C
6e
D
1e

Slide 7 - Quizvraag

Welke is juist?
A
a bike
B
an snake
C
an phone
D
a chair

Slide 8 - Quizvraag

welke dagen ken je?

Slide 9 - Woordweb

dagen van de week

monday

tuesday

wednesday

thursdag

friday

saturday

sunday

Slide 10 - Tekstslide

welke is op volgorde?
A
monday, tuesday, thursday
B
wednesday, tuesday, friday
C
saturday, sunday, monday
D
Friday, monday, wednesday

Slide 11 - Quizvraag

Geef antwoord op de volgende vraag.
What are you going to do on wednesday?

Slide 12 - Open vraag

yesterday was....
A
monday
B
tuesday
C
saturday
D
sunday

Slide 13 - Quizvraag

Maak het rijtje af...

monday, tuesday, wednesday......
A
thursday, Friday, sunday, saturday
B
tuesday, Friday, saturday, sunday
C
Friday, saturday, sunday
D
thursday, Friday, saturday, sunday

Slide 14 - Quizvraag

wat vond je van deze les?

Slide 15 - Open vraag

Wat ga je doen?

In tweetallen bladzijde 67 maken.

blz 68 gesprek voeren, na het gesprek de rollen omdraaien.


Klaar? *-opdracht maken.

eventueel **-opdracht maken.

Slide 16 - Tekstslide