Repaso de las temas

Spullen op de tafels!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Spullen op de tafels!

Slide 1 - Tekstslide

Los objetivos/de doelen
Después de esta semana ....Na deze week.....

- Ken je de persoonlijk woornaamwoorden in het Spaans.
- kun je werkwoorden vervoegen.
-kun je de bepaalde en onbepaalde lidwoorden gebruiken.
-kun je woorden in het meervoud zetten.
-Ken je de woordenschat van 'la casa'


Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in het Nederlands?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

IK
JIJ
HIJ
ZIJ
U
WIJ
JULLIE
ZIJ MV
VOSOTROS
ELLA
YO
ÉL
USTED
ELLOS
NOSOTROS

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de stam van Caminar

Slide 7 - Open vraag

wat is de stam van Escribir?

Slide 8 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

¡¡¡Ojo!!!
Estoy contento/a
Soy un estudiante
Tengo catorce años

Slide 10 - Tekstslide

Maak een zin met het werkwoord 'Hablar'

Slide 11 - Open vraag

Maak een zin met het werkwoord Comer of Beber

Slide 12 - Open vraag

Bepaalde lidwoorden
7. De 'de' en 'het' zijn in het Spaans El (enkelvoud) en Los (meervoud) als het gaat om mannelijke woorden. Vrouwelijke woorden krijgen het lidwoord La (enkelvoud) en Las (meervoud).
Tip
*Mannelijk zijn alle woorden die eindigen op een O
*Vrouwelijk zijn alle woorden die eindigen op een A
Bijvoorbeeld: La casa (het huis)
El chico (de jongen)
Las chicas (de meisjes)

Slide 13 - Tekstslide

-ción en -dad zijn vrouwelijk. 
Bijvoorbeeld: la estación (het station)
                                la ciudad (de stad)

ZN die eindigen op -ista zijn mannelijk en vrouwelijk, afhankelijk van de context.
el/la turista        el/la taxista   el/la dentista

Slide 14 - Tekstslide

Belangrijke uitzonderingen

El día = de dag
la mujer = de vrouw
el problema = het probleem
la foto = de foto
la moto = de scooter
la radio = de radio 
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Zelfstandige naamwoorden
In het Spaans kan een zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk zijn. ZN krijgen in het meervoud -s of -es.
Bijvoorbeeld: El colegio -> los colegios
                           El señor -> los señores
                           La ciudad -> las ciudades
                           La estación -> las estaciones


timer
2:30

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

 Onbepaalde lidwoorden 
Un (enkelvoud) en Unos (meervoud) gebruiken we voor mannelijke zelfstandige naamwoorden. Voor vrouwelijke woorden gebruiken we Una (enkelvoud) en Unas (meervoud).

*Bijvoorbeeld:
Un amigo (een vriend)
Unos amigos (enkele vrienden)
Una chica (een meisje)
Unas chicas (enkele meisjes)


timer
4:00

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Primero
segundo
tercero
cuarto
quinto

Slide 21 - Sleepvraag

1e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e
décimo/a
noveno/a
octavo/a
séptimo/a
sexto/a
quinto/a
cuarto/a
tercero/a
segundo/a
primero/a

Slide 22 - Sleepvraag

amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 23 - Sleepvraag

El garaje
La sala / el salón
El baño
La habitación
La cocina
El comedor

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide

Ik heb de onderwerpen van vandaag begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll