2 - tegenargumenten en weerleggingen H4 NN

Wat gaan we doen vandaag?
  • Boekopdracht passages
  • Theorie herhalen
  • Kahoot
  • Zondag met Lubach
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
  • Boekopdracht passages
  • Theorie herhalen
  • Kahoot
  • Zondag met Lubach

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Inleverdatum
5 februari
Via Magister Opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

argumenten, tegenargumenten en weerlegging



Lesdoelen: je kunt argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de lessen serie kun je: 
- onderscheid maken tussen standpunten, argumenten en weerleggingen
- een argumentatie met tegenargumenten weergeven in een schema

Slide 5 - Tekstslide

Tegenargumenten
Om iemands mening aan te vallen kun je op twee manieren te werk gaan:

Slide 6 - Tekstslide

Je valt zijn standpunt aan.
Deze tactiek heeft het meest zin bij feitelijke argumenten die waar zijn; die zijn namelijk niet te weerleggen, dus val je het standpunt aan.

 
Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
Ik heb juist wel zin in het examen (standpunt), want ik heb echt zin in een nieuwe opleiding (waarderend tegenargument)

Slide 7 - Tekstslide

Je valt zijn argumentatie aan.
Deze tactiek is vooral bruikbaar bij de waarderende argumenten en bij argumenten die niet zo feitelijk zijn als de spreker/schrijver presenteert.

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).
Dan wordt het voor jou belangrijk om te leren omgaan met die spanning (tegenargument), dan ga jij ook graag examen doen (standpunt).

Slide 8 - Tekstslide

tegenargumenten en weerleggingen H4 NN
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt; met een weerlegging ontkracht je een argument.

Voorbeelden:
De kans is groot dat ze je na je overlijden als orgaandonor zullen gebruiken (standpunt); ze zitten immers te springen om donororganen (argument). 
Slechts één op de vijfduizend overledenen wordt gebruikt als orgaandonor (tegenargument). 


Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).
Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels (weerlegging).

Slide 9 - Tekstslide

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 10 - Quizvraag

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 11 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Kahoot
https://create.kahoot.it/details/argumenteren-en-stijlfouten-h3-en-4-havo-3/e07df14e-1ba7-435d-817b-d4e0d4d0f453 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht

Bekijk het filmpje op de volgende slide  en noteer welke argumenten voor kernenergie, argumenten tegen kernenergie en welke weerleggingen in het filmpje van Lubach worden  gebruikt.


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Welke argumenten vóór kernenergie zijn er?

Slide 16 - Open vraag

Welke argumenten tégen kernenergie zijn er?

Slide 17 - Open vraag

Welke weerleggingen worden er gegeven?

Slide 18 - Open vraag

Wat heb ik deze les geleerd?

Slide 19 - Open vraag