7.3.3. dubbele punt, aanhalingsteken, uitroepteken telwoord, tt, vt en volt.

7.3.3. dubbele punt, aanhalingsteken, uitroepteken telwoord, tt, vt en volt.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

7.3.3. dubbele punt, aanhalingsteken, uitroepteken telwoord, tt, vt en volt.

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?
  • Een dubbele punt : geeft aan dat er informatie komt. 
       Na een dubbele punt volgt er een citaat (iets wat iemand        
      letterlijk zegt).
  • Aanhalingstekens ' geven een citaat aan. 
  • Uitroepteken ! staat aan het einde van een bevel of uitroep.

Slide 2 - Tekstslide

Typ de zin met de juiste leestekens

denk aan : en '

Slide 3 - Tekstslide

Wat is jouw pincode? vraagt Dennis.

Slide 4 - Open vraag

Lies antwoordt Dat zeg ik niet.

Slide 5 - Open vraag

Lies legt uit Omdat het geheim is.

Slide 6 - Open vraag

Kies het juiste leesteken
. ? !

Slide 7 - Tekstslide

Luister goed
A
.
B
?
C
!

Slide 8 - Quizvraag

Ik zeg het maar één keer
A
.
B
?
C
!

Slide 9 - Quizvraag

Is dat duidelijk
A
.
B
?
C
!

Slide 10 - Quizvraag

Hou je mond
A
.
B
?
C
!

Slide 11 - Quizvraag

Letten jullie nu op
A
.
B
?
C
!

Slide 12 - Quizvraag

Dan begin ik
A
.
B
?
C
!

Slide 13 - Quizvraag

Weet je nog?
Zinnen kunnen in verschillende tijden staan:
  • Tegenwoordige tijd | hier en nu | regel: stam + t 
  • Verleden tijd | helemaal klaar | regel: stam + te(n) of + de(n) OF sterk werkwoord die van klank veranderd.
  • Voltooide tijd | is gebeurd | regel: hww + volt. deelwoord
Hij loopt, hij liep, hij heeft gelopen.
Hij besteed, hij besteedde, hij heeft besteed.

Slide 14 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord in de tegenwoordige tijd

Bijv. het werkwoord drinken:
Ik drink, drink jij, hij drinkt.

Weet je nog? Woorden waarbij de stam op een -d eindigt, kunnen soms ook met -dt worden geschreven. Vul het werkwoord poepen dan in! 

Slide 15 - Tekstslide

PRATEN
ik .... , .... jij? , hij ....

Slide 16 - Open vraag

KLEDEN
ik .... , .... jij? , hij ....

Slide 17 - Open vraag

BINDEN
ik .... , .... jij? , hij ....

Slide 18 - Open vraag

KNEED
ik .... , .... jij? , hij ....

Slide 19 - Open vraag

Schrijf nu de juiste vorm op
Let op! 
Eerst tegenwoordige tijd    (ik krimp)
Dan de verleden tijd              (ik kromp)
Dan de  voltooide tijd            (ik ben gekrompen)

Slide 20 - Tekstslide

KRUIPEN
ik ... (tt), ik ... (vt), ik ...(volt.)

Slide 21 - Open vraag

SMELTEN
ik ... (tt), ik ... (vt), ik ...(volt.)

Slide 22 - Open vraag