Oefenexamen 1

Oefenexamen 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoertuigentechniekPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenexamen 1

Slide 1 - Tekstslide

Van een vrachtauto dealer is de volgende inkoopfactuur ontvangen:
Verwerk de aankoop van de vrachtauto en de afleveringskosten apart n de kolom mutaties (voorafgaande journaalpost) Maak hierbij gebruik van de volgende getallen:
292.820
2.000
240.000
50.820

Slide 2 - Sleepvraag

Welke stelling is of zijn juist?
Stelling 1: Bij financial lease staat de vrachtauto niet op je eigen balans
Stelling 2: Bij operational lease staat de vrachtauto wel op je eigen balans
A
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de hoogte van je Eigen Vermogen?

Gebouwen = 150.000
Leningen = 120.000
Crediteuren = 5.000
Kas = 3.000
A
153.000
B
28.000
C
125.000
D
153.000

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel procent van de totale
kosten bestaat uit
brandstofkosten bij
ondernemer Z?
A
10 %
B
11%
C
12%
D
13%

Slide 5 - Quizvraag

De loonkosten van december moeten nog worden ingeboekt
Je hebt de volgende gegevens:
Bruto loon = 43.700
Loonheffing = 18.790
Netto loon = 24.910
24.910
18.790
43.700

Slide 6 - Sleepvraag

Bereken de hoogte van het nieuwe Eigen Vermogen
Eigen vermogen 01-01 = 590.400,--
Privé storting = 137.000,--
Privé opnames = 150.000,--
Resultaat -> winst = 395.000,--

Slide 7 - Open vraag

Een bedrijf heeft een 5,5% hypotheek
Het bedrijf lost elk jaar 2500,-- af
Wat is juist?
A
Het Vreemd Vermogen daalt en de rente daalt
B
Het Vreemd Vermogen daalt en de rente stijgt
C
Het Vreemd Vermogen stijgt en de rente stijgt
D
Het Vreemd Vermogen stijgt en de rente daalt

Slide 8 - Quizvraag

60,50
10,50
50,00
85,00
17,85
102,85

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is de rentabiliteit als het
rendement van Plustrans 60.000
is en dat van Badtrans 21.000
A
Plustrans 16,6% Badtrans 26,0%
B
Plustrans 25% Badtrans 16,7%
C
Plustrans 26% Badtrans 16,6%
D
Plustrans 16,7% Badtrans 25%

Slide 10 - Quizvraag

Een aantal btw bedragen moeten nog worden verwerkt in mutaties (voorafgaande journaalpost). Verwerk de BTW

Verkoopfactuur naar een klant, btw 
Inkoopfactuur van een leverancier, btw 
Creditnota ontvangen van Shell, btw 
Creditnota verstuurt naar een klant, btw

596,30
145,08
47,70
86,10

Slide 11 - Sleepvraag

Een ondernemer voegt meer eigen geld toe aan zijn bedrijf dan dat hij er privé aan onttrekt. Welke stelling is/stellingen zijn juist?

Stelling 1: De rekening Privé krijgt hierdoor een credit saldo op de Saldibalans
Stelling 2: De rekening Eigen Vermogen daalt hierdoor op de Saldibalans
A
Stelling 1 is juist Stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Een transportbedrijf heeft op 1 december een vrachtauto gekocht voor € 259.200,-. De vrachtauto wordt met een vast bedrag per periode in 4 jaar afgeschreven tot een restwaarde van € 19.200,-. De afschrijvingskosten over de maand december van deze vrachtauto zijn nog niet geboekt in de financiële administratie. Deze wordt alsnog als voorafgaande journaalpost geboekt.
Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats in de afbeelding
5000 D
5000 C
5400 C
5400 D

Slide 13 - Sleepvraag

Jij stuurt vanuit je bedrijf een verkoopfactuur naar een klant.
Hoe boekt u de op deze nota vermelde btw?
A
Debet op de rekening 'Te vorderen btw'
B
Credit op de rekening 'Te vorderen btw'
C
Credit op de rekening 'Te betalen btw'
D
Debet op de rekening 'Te betalen btw'

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de hoogte van je Eigen Vermogen?
Voertuigen = 200.000
Hypotheek = 120.000
Debiteuren = 9.000
Loonheffing = 5.000
Bank = 20.000
Te betalen btw = 10.000
A
229.000
B
94.000
C
136.000
D
200.000

Slide 15 - Quizvraag

Stel aan de hand van de saldibalans de winst- en verliesrekening per 31 dec. op.
Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats in de afbeelding.
155.000
8.000
209.425
280.000
450.000
530.000
54.000
120.500
519.775
60.000
21.500
14.475
9.100
18.000
3.200

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is de hoogte van je eigen vermogen als
de solvabiliteit 25% is?
Vaste Activa = 50.000
Vlottende Activa = 80.000
Postbank = 10.000
Rabobank = 15.000

A
26.000
B
32.500
C
97.500
D
104.000

Slide 17 - Quizvraag

Jij stuurt vanuit je bedrijf een verkoopfactuur naar een klant.
Hoe boek je de btw?
A
Credit op de rekening 'te betalen btw'
B
Credit op de rekening 'te ontvangen btw'
C
Debet op de rekening 'te betalen btw'
D
Debet op de rekening 'te ontvangen btw'

Slide 18 - Quizvraag

De btw op de proefbalans moet nog worden verwerkt 
op de Saldibalans. Sleep alleen de juiste bedragen.
200,00 C
200,00 D
1.100,00 D
1.100,00 C
1.300 D
1.300 C
1.700 C
1.700 D

Slide 19 - Sleepvraag

Wat is de hoogte van je bezittingen als je de volgende gegevens hebt?
Lang Vreemd Vermogen = 120.000
Eigen Vermogen = 50.000
Kort Vreemd Vermogen = 80.000


A
200.000
B
220.000
C
240.000
D
250.000

Slide 20 - Quizvraag

Er is een betaling gedaan door een debiteur van € 6000,-- heeft hij laten weten. Het geld is tot nu toe niet op de bankrekening terecht gekomen, maar op dat moment wordt wel net de balans opgemaakt. Wat is waar?
A
Deze betaling komt debet bij rekening Debiteuren en credit bij de rekening Kruisposten
B
Deze betaling komt debet bij rekening Bank en credit bij de rekening Kruisposten
C
Deze betaling komt credit bij de rekening debiteuren en debet bij de rekening Kruisposten
D
Deze betaling komt credit bij de rekening Bank en debet bij de rekening Kruisposten

Slide 21 - Quizvraag

Bereken het nieuwe Eigen Vermogen:
Eigen Vermogen 1-1 = 230.450,--
Privé stortingen = 21.000,--
Privé opnames = 10.000,--
Resultaat is Verlies = 57.000,--

Slide 22 - Open vraag

Welk van de onderstaande stellingen is of
zijn juist?
Stelling 1: Ondernemer Z heeft een gezond
bedrijf, zijn liquiditeit is 2,67

Stelling 2: Ondernemer A heeft geen
gezond bedrijf, zijn liquiditeit is 9,14

A
Stelling 1 is juist stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Er is een foutieve boeking gedaan, de afschrijvingskosten van de vrachtauto van 6.000,- zijn per ongeluk op grootboekrekening 'Afschrijving inventaris' terecht gekomen. Herstel deze boeking.
6.000 D
6.000 C

Slide 24 - Sleepvraag

De loonkosten van december moeten nog worden ingeboekt
Je hebt de volgende gegevens:
Bruto loon = 23.550
Netto loon = 16.850
16.850
6.700
23.550

Slide 25 - Sleepvraag

Door een eenvoudige aanpassing kunt u van uw verkoopboek een ............................. maken
A
Verkoopboek
B
Dagboek
C
Debiteurenboek
D
Crediteurenboek

Slide 26 - Quizvraag

Het bedrijf krijgt een creditnota van de Shell voor de gekochte diesel.
Hoe boekt u de op deze nota vermelde btw?
A
Debet op de rekening Te Vorderen btw
B
Credit op de rekening Te Vorderen btw
C
Debet op de rekening Te Betalen btw
D
Credit op de rekening Te Betalen btw

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de hoogte van je eigen vermogen als
de solvabiliteit 20% is?
Vaste Activa = 50.000
Vlottende Activa = 80.000
Postbank = 10.000
Rabobank = 15.000

A
26.000
B
32.500
C
97.500
D
104.000

Slide 28 - Quizvraag

Een transportbedrijf heeft de volgende factuur van de bandenleverancier ontvangen
Journaliseer de ontvangst van deze factuur. U kunt gebruik maken van de volgende opties. Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats
1.890
10.750
1.000
9.500
10.890

Slide 29 - Sleepvraag

Welke uitspraak is juist?
A
Als kosten toenemen, moet u een kostenrekening debiteren
B
Als kosten afnemen, moet u een kostenrekening debiteren
C
Als opbrengsten toenemen, moet u een opbrengstenrekening debiteren
D
Als opbrengsten afnemen, moet u een opbrengstenrekening crediteren

Slide 30 - Quizvraag

Door een eenvoudige aanpassing kunt u van uw inkoopboek een ............................. maken
A
Verkoopboek
B
Dagboek
C
Debiteurenboek
D
Crediteurenboek

Slide 31 - Quizvraag