voegwoorden (denk aan woordjes die je krijgt bij zinsverbanden - leesbegrip)
Ik vroeg haar
of ze haar rijbewijs had gehaald.
Het regende terwijl ik naar school fietste.
U krijgt een lunch aangeboden, tenzij de ochtendles al om 11.00 uur is afgelopen.
Doordat het ijs op de Zuidpool steeds sneller smelt, veranderen de oceaanstromen.
Joep begon te lachen, omdat hij begreep dat ik het niet serieus meende.
Hij wil niet, maar zij wel.