Herhaling lessen Taalverzorging spelling

Stil Lezen
timer
25:00
Stil lezen!
Ik zie je lezen. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Stil Lezen
timer
25:00
Stil lezen!
Ik zie je lezen. 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling lessen Taalverzorging spelling

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling hoofd & leestekens
  • Laatste letter -d of -t
  • Ik-vorm van een werkwoord
  • Opdrachten maken blz 112 opdracht 1 t/m 6 klaar maak 7 en 8 ook

Slide 3 - Tekstslide

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
Om de tekst beter leesbaar te maken.
B
Om de tekst belangrijker te laten lijken.
C
Om de les plechtiger te laten lijken.

Slide 4 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?


A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 6 - Quizvraag

Hoofdletters en leestekens

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen
C
namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
D
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Slide 7 - Quizvraag

d of t?
bor_
A
d
B
t

Slide 8 - Quizvraag

d of t?
beel_
A
d
B
t

Slide 9 - Quizvraag

d of t?
plaa_
A
d
B
t

Slide 10 - Quizvraag

d of t?

Na..
A
d
B
t

Slide 11 - Quizvraag

-d of -t?
muggenbul..
A
-d
B
-t

Slide 12 - Quizvraag

d of t?

standbeel_
A
d
B
t

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
WORDEN?
A
Ik wordt
B
Ik wordd
C
Ik worde
D
Ik word

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van 'worden'?
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
BUKKEN

A
Ik buk
B
Ik bukk
C
Ik bukt
D
Ik buuk

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
REIZEN?

A
Ik reiz
B
Ik reist
C
Ik reis
D
Ik reizt

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag met de opdrachten!
Blz 112 opdracht 1 t/m 6. Klaar? Maak opdracht 7 en 8 ook.

Slide 18 - Tekstslide