QUIZZZZ Cultuur van het moderne (H8)

Welke jaartallen horen er bij
het Modernisme?
A
1850-1900
B
1900-1950
C
1950-2000
D
2000- heden
1 / 46
volgende
Slide 1: Quizvraag
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welke jaartallen horen er bij
het Modernisme?
A
1850-1900
B
1900-1950
C
1950-2000
D
2000- heden

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met avant-garde?
A
Kunstgroepering die experimenteert met vernieuwing (tegen gevestigde orde)
B
Communistische groepering die de Russische revolutie steunt
C
Groep nostalgische kunstenaars die oude waarden willen herstellen
D
Een groepering die grafische kunst maakt in Berlijn

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort NIET bij de tijd van het modernisme?
A
Secularisatie
B
Wetenschap vervangt geloof in God
C
Individualiteit
D
Verwijzen (citeren) naar vroegere kunst

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H8 Cultuur van het Moderne
sleepvraag
ontwikkeling
secularisatie
wetenschap
individualiteit
verwerpen artistieke ideeën uit eerdere periodes
kunst wordt gemaakt vanuit het artistieke belang
geloof in verbeteren van kunst / ontwikkelen van perfecte kunst
God wordt weggelaten uit de kunst. 

Slide 4 - Sleepvraag

Modernisme
vanuit gedachte van de moderne tijd. 
-Verwerpen van artistieke ideeën uit eerdere periodes.
-Kunst wordt niet meer gemaakt vanuit de gedachte van goddelijke inspiratie, maar vanuit artistiek 'belang'.   
-Artistiek belang: kunstenaars raken geïnteresseerd in het beoefenen van de kunst zelf (in plaats vanuit een doel of opdracht) en de technieken en de manier waarop.
-Geloof in de mogelijkheid van het 'objectief verbeteren' van kunst. 
Waarvan is Sigmund Freud bekend?
A
Droomduiding
B
Psycho-analyse
C
IQ-testen
D
Zijn vele drugs 'experimenten'

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijf het verband tussen de ideeën van Freud en het surrealisme
A
Freud vond dat kunst het gevoel van de kunstenaar moest tonen. Om die reden toonden surrealistische kunstenaars hun gevoel in de kunsten.
B
Freud geloofde dat de kijker vervreemd moest worden door de kunsten, daardoor kozen de surrealisten voor een vervreemdende voorstelling.
C
Freud laat zien hoe het gedrag wordt gestuurd door driften en het onderbewuste. Surrealistische kunstenaars gaan die driften onderzoeken waardoor ze bestaande regels overtreden.
D
Freud laat zien hoe het gedrag wordt gestuurd door driften en het onderbewuste. Surrealistische kunstenaars kiezen de vormgeving die ze tegenkomen in hun onderbewuste.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A
B
C

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:01
Kleur heeft een 'gevoelswaarde'. Wat betekent dat?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
Impressionisme
Expressionisme
Registreren wat je ziet/hoort
Naar buiten brengen van gevoel
19e eeuw
Vanaf 1900

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Academisch Ballet
Moderne Dans
Verhalend
benen en voeten uitgedraaid
pointesdans op spitzen
grote luchtsprongen
witte tutu's
nadruk op expressie
blote voeten
hoekige bewegingen
losse kleding/ abstracte kostuums

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.1.1 hoekig
H8 Cultuur van het Moderne
dans
Le Sacre Du Printemps 
  • hoekige bewegingen
  • dansers reageren op muziek
  • lastig om een verhaal te herkennen
  • breken met regels van klassiek ballet
Vaslav Nijinski
muziek
Le Sacre Du Printemps 
Igor Stravinsky
  • abstracte muziek
  • geïnspireerd op Russische volksmuziek
  • complexe onregelmatige ritmes
  • premiere - 1913 - grote schande: groot gevecht voorstander en tegenstanders. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kunstenaars breken tijdens het modernisme met geldende regels over vorm, kleur, schoonheid, etc. Wat betekent dit voor het publiek?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kenmerkend aan Ballet Russes?
A
Ze traden op in Parijs.
B
Ze traden op in Moskou.
C
Ze brachten vernieuwende/ avantgardistische balletten.
D
In hun dansvoorstelling was het academische ballet te zien.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




Brecht & Weill (Driestuiversopera)
A
Kunst als reactie
B
Kunst en gevoel
C
Kunst en vermaak
D
Kunst en macht

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk theater horen vervreemdingseffecten?
A
Biomechnica
B
Danstheater
C
Triadisch ballet
D
Episch theater

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk effect heeft Brechts vervreemdingseffect op het publiek?
A
Er werden heftige emoties opgeroepen bij de toeschouwer.
B
Het publiek kan zich niet inleven in een voorstelling omdat de verhaallijn steeds wordt onderbroken.
C
De toeschouwers hadden minder rationele controle waardoor het onderbewuste werd bereikt.
D
De toeschouwers vergaten hun eigen leven en leefden mee met de personages op het toneel.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk doel had Bertolt Brecht met zijn episch theater?
A
Hij wilde dat de toeschouwers zich konden inleven in de getoonde situatie op het toneel.
B
Hij wilde dat mensen een catharsis door zouden maken en dus gezuiverd zouden zijn na mee te hebben geleefd met de tragische held.
C
Hij wou de toeschouwer 'vervreemden' zodat ze zouden gaan nadenken over het nut van kunst.
D
Hij wilde de wereld verbeteren door de mensen maatschappelijk en politiek meer bewust te maken.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem drie kenmerken van Das Cabinett des Dr. Caligari die bijdragen aan het expressionistische karakter van de film

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is waar?
A
Mise-en-scene is alles wat er qua theatervormgeving te zien is.
B
Mise-en-scene is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.
C
Toneelbeeld is alles wat er qua theatervormgeving te zien is.
D
Toneelbeeld is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

klassieken
theater
Theatervormgeving
(Welke theatrale middelen zijn ingezet om de voorstelling vorm te geven?)

Theaterspel 
(zaken die de spelers doen)
muziek
stem
grime
attributen
toneelbeeld
mise-en-scéne
stem
kostuum

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mise en scene

Enscenering

Toneelbeeld

Een 'still' waarop je decor, kostuums, rekwisieten, belichting, positie vd acteurs ziet
Het gebruik van het toneel door de acteurs (looplijnen, blikrichting, placering, op/afgaan)
Het geheel van positie en bewegen van de acteurs i.c.m. locatie, licht, geluid, kostuum, decor, rekwisieten... 

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Erwartung (1909)
Waarom is 'Erwartung' QUA VOORSTELLING anders dan alle eerdere opera's?


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is 'Erwartung' anders dan alle eerdere opera's?
Kenmerken van DE VOORSTELLING:

Slide 26 - Open vraag

6. Drie van de volgende:
- Melodie: geen vloeiende melodie met veel contrasten tussen hoog en laag (Soms wordt er meer gesproken dan gezongen).
- Samenklank: gebruik van antonale muziek
- Ritme: veel wisseling in maat (en tempo) afhankelijk van de stemming die muzikaal wordt vertaald.
- Klankkleur: veelvuldige wisseling in het gebruik van verschillende instrumenten en combinaties van instrumenten afhankelijk van de stemming die muzikaal wordt vertaald.
- Dynamiek: Grote en veelvuldige contrasten tussen hard en zacht.
Erwartung (1909)
Waarom is 'Erwartung' QUA MUZIEK anders dan alle eerdere opera's?


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is 'Erwartung' anders dan alle eerdere opera's?
Kenmerken van DE MUZIEK:

Slide 28 - Open vraag

6. Drie van de volgende:
- Melodie: geen vloeiende melodie met veel contrasten tussen hoog en laag (Soms wordt er meer gesproken dan gezongen).
- Samenklank: gebruik van antonale muziek
- Ritme: veel wisseling in maat (en tempo) afhankelijk van de stemming die muzikaal wordt vertaald.
- Klankkleur: veelvuldige wisseling in het gebruik van verschillende instrumenten en combinaties van instrumenten afhankelijk van de stemming die muzikaal wordt vertaald.
- Dynamiek: Grote en veelvuldige contrasten tussen hard en zacht.
Noem aan de hand van Erwartung van Arnold Schönberg drie kenmerken van expressionistische muziek. Gebruik: ritme, melodie en dynamiek.

Slide 29 - Open vraag

Drie van de volgende:
- Melodie: geen vloeiende melodie met veel contrasten tussen hoog en laag (Soms wordt er meer gesproken dan gezongen).
- Samenklank: gebruik van antonale muziek
- Ritme: veel wisseling in maat (en tempo) afhankelijk van de stemming die muzikaal wordt vertaald.
- Klankkleur: veelvuldige wisseling in het gebruik van verschillende instrumenten en combinaties van instrumenten afhankelijk van de stemming die muzikaal wordt vertaald.
- Dynamiek: Grote en veelvuldige contrasten tussen hard en zacht.
Voorstelling: 
  • Onderwerp is een nachtmerrie
  • Kijk in binnenwereld hoofdpersoon
  • Onlogisch verhaal, net als een droom
  • Componist bemoeide zich met decor: boodschap moet niet verkeerd overkomen.

Muziek:
  • Compositie heeft geen gangbare opbouw, verklankt een ononderbroken stroom van associaties
  • Klinkt verwarrend en nerveus, schiet alle kanten op: als een uitbarsting van emoties


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor 1900:
Na 1900, dus Modernisme
Kunst voor de elite
Less is more
Kunst volgens vast staande regels
Vorm volgt functie
Vernieuwing
Figuratief
Vaak abstract

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 'atonaal'?
A
Harmonische muziek met zang
B
Muziek met een vaste toonsoort
C
Muziek waarbij een tooncentrum ontbreekt
D
Muziek met veel stiltes

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 'swing'?
A
Melancholische jazz met slechts enkele muzikanten
B
Populaire jazzvorm van 1930-1950 met grote orkesten
C
Een dans die populair was tijdens WOI
D
Een montagetechniek uit de stomme film

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je in de blues/jazz een noot die onzuiver begint en naar de juiste hoogte glijdt?
A
dissonant
B
blue note
C
syncope
D
grondtoon

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Expressionisme
Futurisme
De Stijl
Kubisme
Dadaïsme

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderstaand citaat is afkomstig uit een manifest, welke avant-gardebeweging hoort hierbij?

"Ik schrijf een manifest en wil niets, en toch beweer ik een en ander, en ben ik in principe tegen manifesten, zoals ik ook tegen principes ben (...)".
A
Expressionisme
B
Futurisme
C
Dadaïsme
D
Surrealisme

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Form follows function.
Wat denk je dat hiermee bedoelt wordt?
A
Elk onderdeel van het gebouw moet mooi zijn.
B
Je moet aan een gebouw kunnen zien welke functie het heeft.
C
De vorm bepaalt welke functie het gebouw krijgt.
D
De functie van het gebouw bepaalt het uiterlijk van het gebouw.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moderne architectuur werd pas echt omarmd vlak na WOII. Hoe kan dit?
A
Er was weinig hout te krijgen dus werd er gezocht naar alternatieven.
B
Er was behoefte aan mooie huizen en gebouwen.
C
Er was behoefte aan goedkope betaalbare woningen.
D
Er was behoefte aan iets nieuws.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'post' in het woord postmodernisme?
A
Voor
B
Achter
C
Na
D
Op

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent improviseren?
A
Samenwerken en reageren op de ander
B
Spontaan creëren of bedenken van concepten (ter plekke).
C
Openstaan voor nieuwe dingen en er ter plekke op reageren
D
Nieuwe dingen proberen die je niet kent en de ander daarbij betrekken

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies