13e les - intro gustar

UNIDAD 4
ME GUSTA BAILAR

Español
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

UNIDAD 4
ME GUSTA BAILAR

Español

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué día es hoy? Responde en una frase completa.

Slide 2 - Open vraag

¿Tema de la clase de hoy?/Wat denk je dat we vandaag in de les gaan leren? Leg uit waarom.

Slide 3 - Open vraag

En la clase de hoy
  • La clase anterior
  • Una canción
  • Descubrir la regla de un verbo especial
  • Evaluamos
  • Los deberes para la próxima clase

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het werkwoord 'gustar' in het Nederlands
timer
0:20

Slide 5 - Open vraag

Guatemala
el fuego
el mar
la lluvia
la guitarra
la noche
la cena
la moto
la mañana

Slide 6 - Sleepvraag

El vocabulario de la canción
El mar - de zee                          la cena - het avondeten/het diner
la guitarra - de guitaar              la moto - de motor
la noche - de nacht                   la mañana - de ochtend/ morgen
Guatemala - Guatemala
La lluvia - de regen
El fuego - het vuur

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Después de escuchar
1. Usa un rotulador
(=markeerstift)
2. Marca (markeer) todas las formas de ‘me gusta(n) y mira las palabras detrás (de woorden erachter)
3. Denk aan het filmpje en jouw aantekeningen
4.¿Cuál es la regla para ‘gustar’?/Wat is de regel voor gustar?

Slide 10 - Tekstslide

Met welke woorden geef je aan wie iets leuk vindt?

Slide 11 - Open vraag

Wanneer gebruik je 'gustaN' met een N? Welk woord komt erachter?

Slide 12 - Open vraag

Wanneer gebruik je GUSTA (zonder N). Welke woorden komen erachter? Geef twee voorbeelden uit het liedje

Slide 13 - Open vraag

En tu cuaderno de apuntes

Slide 14 - Tekstslide

Maak de juiste keuze:

* (A mí) me...………... la clase de español


timer
0:15
A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustas

Slide 15 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

(A Max).........................gusta jugar al fútbol


timer
0:15
A
me
B
le
C
les
D
nos

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(a ti).............el deporte.
timer
0:15
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto

Slide 17 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
A
Nos gustan bailar
B
Nos gusta bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gustar bailar

Slide 18 - Quizvraag

Entiendo(ik begrijp) la teoría de 'gustar'
A
fatal
B
bastante bien
C
regular
D
perfectamente

Slide 19 - Quizvraag

Los deberes
Herhalen: woordenlijsten: cosas de la clase/el colegioAantekeningen uit je schrift: dagen van de week/ de schoolvakken/ de bezittelijke voornaamwoorden/ het werkwoord HAY/ rijtjes AR/ER/IR / aantekeningen 'la hora' en de woordenlijst 'la hora' uit jouw reader, woordenlijst werkwoorden blz 56.Heel goed leren! NIEUW: aantekeningen en theorie van gustar: reader blz 38 & blz 36 tekstboek. 


Hacer/doen: oef 12 & 13 uit de reader (blz 39) en schrijf in het Spaans 10 dingen op die je leuk vindt - in je oefeningenschrift (je mag natuurlijk woordjes die je nog niet kent opzoeken.) DUIDELIJKE foto uploaden in TEAMS

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord in het Spaans
timer
2:00
¿Qué te gusta?
3 frases completas

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Video

Wat is een passende reactie op:
A mí me gusta jugar al fútbol
A
A mí tampoco.
B
A mi también

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een passende reactie op:
A nosotros no nos gustan las Matemáticas.
A
A vosotros sí.
B
A vosotros no.

Slide 24 - Quizvraag

En el cuaderno de ejercicios
*  Vul de juiste vorm in van gustar + wie iets leuk vindt: 
1.  A mí ________________________ las hamburguesas.
2. A Paco y a José _______________________ jugar al fútbol. 
3. A él _________________________ los gatos. 
4. A María y a mí _______________________el teatro. 
5. ¿A vosotros _______________________leer?

Slide 25 - Tekstslide

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?    (Ik hou van sinassapels. En jij?
A mí también. (ik ook)
A mí no. (ik niet)

A mi padre NO le gusta la música clásica? ¿Y a tu padre?
(Mijn vader houdt NIET van klassieke muziek, en jou vader?)
A mi padre sí (mijn vader wel)
A mi padre tampoco. (mijn vader ook niet)

Slide 26 - Tekstslide

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?    (Ik hou van sinasappels. En jij?)
-A mí también. (ik ook)
                                  
-A mí no. (ik niet)

A mi padre NO le gusta la música clásica? ¿Y a tu padre?
 
(Mijn vader houdt NIET van klassike muziek, en jou vader?)
-A mi padre sí (mijn vader wel)
-A mi padre tampoco. (mijn vader ook niet)

Slide 27 - Tekstslide

reageren

-  A mí me gusta ir de vacaciones...............

 A mí también/ a mí no

- A mí no me gustan las vacaciones........

A mí tampoco/ a mí sí

- Yo voy de vacaciones..............................

Yo también/ yo no



Reageren (bij gustar/encantar/interesar):

- A mí me gusta ir de vacaciones.....

        a mí también / a mí no

- A mí no me gustan las vacaciones

        a mí tampoco/ a mí

                                             MAAR bij normale werkwoorden...

- Yo voy de vacaciones.......

          yo también/ yo no

- Yo no tengo vacaciones

          yo tampoco/ yo sí

Slide 28 - Tekstslide

Reageer:
A nosotros nos gusta cantar
A
a vosotros tampoco
B
a vosotros también
C
vosotros también
D
vosotros no

Slide 29 - Quizvraag

Reageer:
Yo tengo clase de español
A
yo tampoco
B
yo sí
C
a mí también
D
yo también

Slide 30 - Quizvraag

reageer:
a ti te gustan las vacaciones
A
yo también
B
a mí también
C
nosotros sí
D
a nosotros tampoco

Slide 31 - Quizvraag

A mí me encantan las tapas
A
yo también
B
yo no
C
a mí también
D
a mí tampoco

Slide 32 - Quizvraag

¿Qué le gusta a Agustín?
¿Qué no le gusta a Agustín?

Slide 33 - Tekstslide

0

Slide 34 - Video

Deberes (huiswerk)
  • Invullen woordenlijst H4 voorkant (kijk vanaf blz. 116 in je boek en maak gebruik van online woordenboeken)
  • tb blz. 56 oef. 1B
  • Schrijf zelf ook een tekstje waarin je vertelt wat je wel en niet leuk vindt om te doen in je vrije tijd. Maak gebruik van je nieuwe woordenlijst. Gebruik minimaal 20 woorden. Gebruik twee van de volgende woorden: también - tampoco - sí - no. Tip: kijk voor een voorbeeld in je werkboek op blz. 42 oef 4

Slide 35 - Tekstslide