1 Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
2 Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
3 Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
4 Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
5 Je kunt in een afbeelding de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten benoemen.
6 Je kunt de kenmerken en functies noemen van het hart en de aansluitende bloedvaten.
7 Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.
8 Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
9 Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
10 Je kunt aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden.