week 22 vrijdag en maandag week 23

Wat gaan we doen?

- Begrijpend lezen herhalen via lessonup.app

- Daarna werkwoorden en woordsoorten herhalen via blooket
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

- Begrijpend lezen herhalen via lessonup.app

- Daarna werkwoorden en woordsoorten herhalen via blooket

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van de folder die ik van de Albert Heijn op mijn deurmat vind?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van het boek Harry Potter en de steen der wijzen?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een ingezonden brief in de krant die gaat over meer speeltuinen in Almelo.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van het Geschiedenisboek dat je op het Pius X gebruikt bij mijnheer Karakoc?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van mijn stripboek over Asterix en Obelix?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van het recept uit het receptenboek waarin staat hoe je gehaktballen maakt.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van de trouwkaart die je van je nicht krijgt?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 10 - Quizvraag

Deelonderwerpen 
Het middenstuk van een tekst bestaat vaak uit meerdere alinea's, elk met een eigen onderwerp. 
Waar elke alinea over gaat, noemen we het deelonderwerp. 
De verschillende deelonderwerpen waaruit een tekst best vertellen iets over het onderwerp.

bijvoorbeeld de hond: de verzorging, voeding, voortplanting etc.

Slide 11 - Tekstslide

Bij het onderwerp horen altijd deelonderwerpen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Een onderwerp kan je verdelen in
A
Tussenkopjes
B
Deelonderwerpen

Slide 13 - Quizvraag

Deelonderwerpen staan in..
A
Inleiding
B
Slot
C
Kern
D
Conclusie

Slide 14 - Quizvraag

Deelonderwerpen zijn altijd maar 1 alinea
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Waar vind je deelonderwerpen?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot

Slide 16 - Quizvraag

Tekst opbouw   
In de inleiding maak je kennis met het onderwerp, vertel je meestal waarom je tekst schrijft  en wat de belangrijkste boodschap is.

In het middenstuk staan de deelonderwerpen beschreven.

In het slot herhaal je de belangrijkste zaken in een samenvatting, geef je een conclusie, roep je mensen op iets te doen of geef je je mening.

Slide 17 - Tekstslide

Een goede tekstopbouw heeft:
A
een inleiding en een slot
B
een titel
C
inleiding, middenstuk en slot
D
deelonderwerpen

Slide 18 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 19 - Quizvraag

De samenvatting van een tekst in één zin is:
A
de hoofdgedachte
B
het onderwerp

Slide 20 - Quizvraag

De tekstopbouw bestaat uit een driedeling.
De laatste alinea bestaat vaak uit een herhaling van de tekst.

Deze uitspraak is:
A
waar
B
niet waar
C
geen idee

Slide 21 - Quizvraag

Het middenstuk
van een tekst is...
A
altijd aan het einde van een tekst
B
het kleinste gedeelte van een tekst
C
het grootste gedeelte van een tekst
D
bestaat altijd uit één klein stukje

Slide 22 - Quizvraag

In het
middenstuk ......


A
wordt het belangrijkste uit een tekst herhaald
B
staat de meeste informatie
C
maak je kennis met het onderwerp van een tekst

Slide 23 - Quizvraag

In het slot wordt......
A
het belangrijkste uit de tekst wordt herhaald
B
kennis gemaakt met het onderwerp van de tekst

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het nut van de slotalinea?
A
Er is dan een einde aan de tekst.
B
De schrijver kan daar zijn mening kwijt.
C
Er wordt nog even kort samengevat waar de tekst over gaat.
D
Een slotalinea heeft geen nut.

Slide 25 - Quizvraag

Lees: Mensen kopen meer spullen als ze honger hebben.
Wat is het onderwerp?
A
winkelbezoekers
B
koopgedrag
C
honger

Slide 26 - Quizvraag

Het slot heeft altijd een functie.

Wat kan GEEN functie van een slot zijn?
A
een vraag stellen
B
een samenvatting geven
C
een conclusie trekken
D
een oplossing van een probleem geven

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide