HA - week 51 - les 1 - herhalen voor toets

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl

Slide 1 - Tekstslide

- Wat moet je kennen voor de toets?
- werkwoorden herhalen
- Oefentoets maken
Planning deze les:

Slide 2 - Tekstslide

- Je schrijft de persoonsvorm van regelmatige werkwoorden goed in zowel de t.t als de v.t. 
- Je kunt in een tekst zowel het onderwerp als het deelonderwerp aangeven.
- Je kent/kunt alles voor de toets zo goed, dat je overal een voldoende voor haalt!


Doel van de les

Slide 3 - Tekstslide

Stillezen
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Lezen: 
- Deelonderwerp en globaal lezen

Woordenschat:
- Omschrijving/ definitie van een woord vinden in een tekst
- Woordenlijst kennen

Grammatica:
- Persoonsvorm, onderwerp, zinsdeelstrepen (regels kennen en in een zin kunnen toepassen)
- Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord

Spelling:
- Woordenboek (voorbeelden uit oefeningen)
- Werkwoorden: Regels + toepassen persoonsvorm zwakke (regelmatige) werkwoorden tegenwoordige en verleden tijd
Kennen voor de toets H2:

Slide 5 - Tekstslide

Als een woord de persoonsvorm is, dan start je altijd met de stam (ik-vorm)

verleden tijd:
Ik stam + de/te                                ik speelde
hij stam+de/te                                 hij speelde
wij stam+den/ten                           wij speelden

Zwakke/regelmatige werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer is het stam+de(n) en wanneer stam+te(n)?

Kijk hiervoor naar de laatste letter van de stam (in het hele werkwoord)
- Zit deze letter in 't exkofschip -> dan +te(n)
- zit deze letter niet in 't exkofschip -> dan +de(n)
Werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm = werkwoord dat aangeeft wie wat in welke tijd doet
te vinden door: 
- tijd zin veranderen
- hoeveelheid uitvoerder veranderen
- staat in een gewone zin op de tweede plaats

Zinsdelen:
Stukjes van een zin met eenzelfde functie. 
Speel met de persoonsvorm om te vinden (zin door elkaar husselen, wat blijft er bij elkaar?

Onderwerp:
- voert de actie uit
- wie/wat + pv
Grammatica

Slide 8 - Tekstslide

In het lokaal blijven sommige leerlingen zitten.



De langzame drommels laten dan hun plastic broodzakjes slingeren.



Hier wordt de docent natuurlijk erg verdrietig van



Gelukkig ruimt de overgrote meerderheid hun rotzooi wel op. 
Grammatica

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden =
- Dingen, dieren, mensen, plaatsen, namen, aardrijkskundige namen
- Eigennamen (alles wat een naam gekregen heeft = mijn konijn(ZN) Pluisje(ZN-E) )

Lidwoorden = 
de, het, een - als het bij een ZN hoort
de + het = bepaald lidwoord
een = onbepaald


Bijvoeglijk naamwoorden = 
- Zegt iets over zn
- stoffelijk bn = geeft aan van welk materiaal iets gemaakt is. 
Grammatica

Slide 10 - Tekstslide

In het lokaal blijven sommige leerlingen zitten.



De langzame drommels laten dan hun plastic broodzakjes slingeren.



Het maakt de docent natuurlijk erg verdrietig.



Gelukkig ruimt de overgrote meerderheid hun rotzooi wel op. 
Grammatica - zn, lw, bn

Slide 11 - Tekstslide

Wat
1. Oefentoets maken + na afloop kijken waar je nog extra voor moet oefenen (gemiddelde norm H=75% een 6, A=80% een 6)
2. Theorie leren + oefenen met onderdelen die nog niet zo lekker gaan. 


Wanneer:
Deze les
Maandag extra herhalen + vragen van jullie kant!




Aan de slag:

Slide 12 - Tekstslide

- Herhalen voor de toets





Volgende les

Slide 13 - Tekstslide