HEY 2.1 Atomen

2.1 Atomen
Les 1
1 / 61
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 61 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.1 Atomen
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je leert uit welke deeltjes een atoom bestaat en wat isotopen zijn.
  • Je leert wat de elektronenconfiguratie van een atoom is.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suikerwater:macro & microniveau

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Microniveau vs. macroniveau
Het microniveau verwijst naar wat atomen en moleculen doen.

Het macroniveau verwijst naar de zichtbare eigenschappen en gedragingen van een stof. (kleur, dichtheid, kookpunt)

Bijvoorbeeld: 
Op microniveau zijn watermoleculen H2O, 
Op macroniveau is water een heldere vloeistof.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen microniveau en macroniveau in de scheikunde en waarom het belangrijk is om beide te begrijpen.

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van een atoom
"Een atoom is een massief bolletje".
Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmeting.

1808 - John Dalton
Kleuren atoommodellen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van een atoom
"Een atoom bestaat uit een positief geladen kern en een negatief geladen elektronenwolk."
Atoomkern = protonen + neutronen Elektronenwolk = elektronen.
Elk atoom heeft een atoomnummer en atoommassa.
1911 - Ernest Rutherford 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van een atoom
"De elektronen zitten in verschillende bolvormige banen rond de kern".

1913 - Niels Bohr 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rutherford en Bohr
Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr





Beide moet je kunnen omschrijven

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rutherford
Dalton
Bohr
Negatief geladen elektronenwolk
Elektronen in schillen
Atoom is één massief deeltje

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

In Binas tabel 25 is dit te vinden van de meeste isotopen.

Isotopen hebben een gelijk aantal elektronen en protonen, maar een verschillend aantal neutronen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37






Verdeling van elektronen (elektronenconfiguratie) in Binas tabel 99.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atoommodel van Bohr

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Krypton met massagetal 84 heeft:
A
36 neutronen 84 protonen 84 elektronen
B
48 neutronen 36 protonen 48 elektronen
C
84 neutronen 36 protonen 36 elektronen
D
48 neutronen 36 protonen 36 elektronen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een isotoop?
A
zelfde element, andere massa
B
ander element, zelfde massa
C
zelfde element, ander atoomnummer
D
ander zelfde, zelfde atoomnummer

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het massagetal van dit atoom?
A
2
B
4
C
6
D
1

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zegt het atoomnummer over een atoom?
A
Hoeveel protonen een atoom heeft.
B
Hoeveel neutronen een elektron heeft.
C
Hoeveel een atoom voor komt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar over moleculen en atomen?
A
Een atoom bestaat uit meerdere moleculen
B
Een molecuul bestaat uit verschillende atomen
C
In een molecuul zitten altijd allemaal dezelfde soort atomen
D
In een molecuul zitten altijd verschillende soorten atomen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er NIET hetzelfde in isotopen?
A
atoomnummer
B
massagetal
C
aantal protonen
D
aantal elektronen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het massagetal van dit waterstofatoom is:
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
2.1 Atomen
Lezen: blz 38 - 39
Maken: 1 t/m 8
Samenvatten: blz. 38 - 39

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Atomen
Les 2

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je leert uit welke deeltjes een atoom bestaat en wat isotopen zijn.
  • Je leert wat de elektronenconfiguratie van een atoom is.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit macro- of microniveau?
Het suiker in de verpakking
heeft een poedervorm
A
Waarneming op macroniveau
B
Waarneming op microniveau

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit macro- of microniveau?
Bij verbranding reageren
de brandstofmoleculen met
zuurstofmoleculen uit de lucht.
A
Waarneming op macroniveau
B
Waarneming op microniveau

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit macro- of microniveau?
Bij een gaslek verdeelt de
gelekte gasmoleculen zich over de hele ruimte
A
Waarneming op macroniveau
B
Waarneming op microniveau

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Periodiek systeem
  • Dimitri Mendelejev rangschikte in 1869 de elementen naar atoommassa
  • Ook voorspelde hij het bestaan van toen nog onbekende atoomsoorten
  • De atomen in het periodiek systeem zijn zo ingedeeld dat de massa oploopt 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Periodiek Systeem

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elementen hebben Elementsymbolen

  • Eerste letter = altijd een hoofdletter
  • Tweede letter = altijd een kleine letter
  • Deze moet je beide kanten op kennen!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze moet je kennen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling Periodiek Systeem
Grofweg kun je de atoomsoorten
in metalen en niet-metalen

     Metalen

Metalen geleiden stroom, warmte 
en hebben een metaalglans.
(Metalloïden: eigenschappen van metalen en niet-metalen)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een molecuul dat bestaat uit 2 atoomsoorten heet:
A
een verbinding
B
een element
C
een atomius
D
een moleculos

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke atoomsoort is geen metaal?



A
Calcium
B
Magnesium
C
Natrium
D
Neon

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is niet juist?

A
Alle metalen hebben hebben een metaalglans
B
Alle metalen geleiden stroom
C
Alle metalen reageren met zuurstof en water
D
Alle metalen geleiden warmte

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indeling Periodiek Systeem
  • Een kolom wordt een groep genoemd
  • De rijen heten perioden

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling Periodiek Systeem
  • De atoomsoorten in één groep hebben dezelfde chemische eigenschappen
  • De hevigheid van de reactie van de reactie loopt ook op

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling Periodiek Systeem
Sommige groepen hebben
een naam:
  • Groep 1 = alkalimetalen 
  • Groep 2 = aardalkalimetalen
  • Groep 17 = halogenen
  • Groep 18 = edelgassen

De namen van deze groepen moet je kennen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Edelgassen
  • Groep 18 van het periodiek systeem
  • Reageren met niets

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Halogenen
  • Groep 17 van het periodiek systeem
  • (Zijn hoog reactief)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardalklimetalen
  • Groep 2 van het periodiek systeem
  • Zijn ook hoog reactief, maar reageren minder fel dan de atomen in groep 1  

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alkalimetalen
  • Groep 1 van het periodiek systeem
  • Reageren heftig met water 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet groep 17 in het periodiek systeem?
A
Alkalimetalen
B
Aardalkalimetalen
C
Halogenen
D
Edelgassen

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet een kolom in het periodiek systeem?
A
Groep
B
Rij
C
Periode
D
Deel

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel groepen zijn er in het periodiek systeem?
A
18
B
100
C
188
D
118

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk symbool (atoom) hoort bij welk atoomnummer?
          32             28                92                 16                 99
U
Ge
Es
S
Ni

Slide 47 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Symbool
atoommassa
atoomnummer

Slide 48 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het periodiek systeem
Het atoomnummer loopt op in het periodiek systeem

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektronenconfiguratie
-Bolvormige banen worden elektronenschillen genoemd.
-De verdeling van elektronen over de schillen wordt elektronenconfiguratie genoemd.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekening van het atoom Na-23

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opbouw van het atoom Natrium
Symbool is 
Atoomnummer is
Aantal protonen en elektronen is
Aantal neutronen is 
Het massagetal is
 
Na
11
23
11
12

Slide 52 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de atomen naar de juiste uitspraak die erbij hoort
Dit atoom bevat vier elektronen
Dit atoom bevat zes protonen
Het atoomnummer van dit atoom is 17
Dit atoom heeft tien elektronen en tien protonen

Slide 53 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Massagetal = 
A
aantal protonen + aantal neutronen
B
aantal neutronen
C
aantal protonen
D
aantal protonen - aantal elektronen

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het massagetal van natrium?
A
11
B
23
C
12
D
34

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
2.1 Atomen
Lezen: blz 39 - 41
Maken: 1 t/m 13
Samenvatten: blz. 39 - 41

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
  1. Atoomnummer = aantal protonen
  2. massagetal = relatieve atoommassa = protonen + neutronen
  3. Aantal protonen = aantal elektronen

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe elementen
  • Elementen met atoomnummer groter dan uraan (92) zijn synthetische (niet natuurlijk) elementen.​ Kernfusie
  • Deze elementen zijn zeer instabiel, vallen direct uit elkaar waarbij straling wordt uitgezonden (radioactief).​
  • Begin 2016 zijn 4 nieuwe elementen bevestigd, in Binas nog wit gekleurd zonder officiële naam.
113 = nihonium, Nh 117 = tennessine, Ts​
115 = moscovium, Mc 118 = oganesson, Og

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies