29112024_Nederlands Via vervolg Thema 4

Nederlands
1. LessonUp opdrachten 3-4 en 5
2. LessonUp herhaling
3. Numo - 2 taken (1 verplicht afronden)

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
1. LessonUp opdrachten 3-4 en 5
2. LessonUp herhaling
3. Numo - 2 taken (1 verplicht afronden)

Slide 1 - Tekstslide

Thema 4  herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Akoestisch
A
zonder muziek
B
zonder elektriciteit
C
zonder zang
D
weet ik niet

Slide 3 - Quizvraag

Componeren
A
zingen van muziek
B
luisteren naar muziek
C
het schrijven en bedenken van een stuk muziek
D
weet ik niet

Slide 4 - Quizvraag

De dirigent
A
een muziekant
B
een tekstschrijver
C
leider van een orkest
D
weet ik niet

Slide 5 - Quizvraag

Ritme
A
een lekker tempo
B
De regelmaat waarmee iets herhaald wordt
C
een soort muziek
D
weet ik niet

Slide 6 - Quizvraag

Instrumentaal
A
Alleen muziekinstrumenten
B
Alleen zangers
C
Alleen teksten
D
weet ik niet

Slide 7 - Quizvraag

De artiest, veel.....
A
Artiests
B
Artiesten
C
Artieste
D
weet ik niet

Slide 8 - Quizvraag

De plaat, veel ......
A
Plaaten
B
Plate
C
Plaate
D
Platen

Slide 9 - Quizvraag

Het bloemstuk, de.....
A
Bloemstuken
B
Bloemstuuken
C
Bloemstukken
D
Weet ik niet

Slide 10 - Quizvraag

De microfoon, twee.....
A
microfonen
B
microfoons
C
microfoonen
D
weet ik niet

Slide 11 - Quizvraag

Een boef, twee...
A
Boefen
B
Boeven
C
Boefjes
D
weet ik niet

Slide 12 - Quizvraag

Het decor, de.......
A
decoren
B
decoors
C
decors
D
weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Het rund, de......
A
Runden
B
Runds
C
Runderen
D
weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Het ei, de....
A
eitjes
B
eieren
C
eien
D
weet ik niet

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn klinkers? En welke ken je?

Slide 16 - Open vraag

Het bureau, de ...
A
Buro's
B
Bureaus
C
Bureau's
D
weet ik niet

Slide 17 - Quizvraag

een pyjama, twee...
A
pyamas
B
pyjama's
C
pyjamen
D
pyjamaas

Slide 18 - Quizvraag

De fantasie, veel....
A
fantasies
B
fantastisch
C
fantasieën
D
weet ik niet

Slide 19 - Quizvraag

de knie, mijn.....
A
knies
B
knien
C
knieën
D
weet ik niet

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is in het enkelvoud precies hetzelfde als in het meervoud?

Slide 21 - Open vraag

Er zijn verschillende woorden in het Nederlands die in het enkelvoud dezelfde vorm hebben als in het meervoud. Enkele voorbeelden zijn:

Schip: zowel één schip als meerdere schepen.
Kind: zowel één kind als meerdere kinderen.
Vliegtuig: zowel één vliegtuig als meerdere vliegtuigen.
Kalf: zowel één kalf als meerdere kalveren.
Deze woorden behouden dezelfde vorm in zowel enkelvoud als meervoud, wat soms verwarrend kan zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Zet in meervoud: vriendin
A
Vriendinen
B
Vrienden
C
Vriendinnen
D
weet ik niet

Slide 23 - Quizvraag

Meervoud van Piano?
A
Piano's
B
Pianoos
C
Pianos
D
weet ik niet

Slide 24 - Quizvraag

Meervoud van Graf
A
Graffen
B
Grafen
C
Graven
D
weet ik niet

Slide 25 - Quizvraag

De meervoud van Baby?
A
Babys
B
Babies
C
Baby's
D
Weet ik niet

Slide 26 - Quizvraag

De meervoud van industrie?
A
Industries
B
Industrieën
C
Industrien
D
Weet ik niet

Slide 27 - Quizvraag

Leg in eigen woorden uit wat Globaal lezen is.....

Slide 28 - Open vraag

Woorden in enkelvoud en meervoud zetten kan ik nu veel beter
Goed
Nog niet goed

Slide 29 - Poll