3C der- en ein Gruppe oefenen

Diese Stunde:
  • der- und ein-Gruppe Quiz
  • Vokabeln üben
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Diese Stunde:
  • der- und ein-Gruppe Quiz
  • Vokabeln üben

Slide 1 - Tekstslide

Ziele der Stunde
 der- und ein-Gruppe verstehen
Vokabeln üben

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1: Was hast du gegen dies... Mann? Dies- behoort tot...
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
C
null-Gruppe

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent ihr/ ihre
A
mijn
B
haar/hun
C
zijn
D
jouw

Slide 4 - Quizvraag

vul het juiste lidwoord in
Wir kommen onhe d.... Hund (m)

Slide 5 - Open vraag

vul het juiste lidwoord in
Bringst du das für d... Mädchen (o) mit?

Slide 6 - Open vraag

vul het juiste lidwoord in
Nach d... Wochenende (o) war ich krank

Slide 7 - Open vraag

vul het juiste lidwoord in
D... Lehrer (m) zeigte d.. Schülern (mv) d... Heft (o)

Slide 8 - Open vraag

vul het juiste lidwoord in
Habt ihr bei d... Konzert (m) getrunken?

Slide 9 - Open vraag

vul het juiste lidwoord in
Sein.... Oma (v) hat sein... Hund (m) schon gesehen

Slide 10 - Open vraag

Vul het juiste lidwoord in
Janna fährt onhe ihr... Mutter (v) ins Camp

Slide 11 - Open vraag

Welch_____Freundin hat er Blumen geschickt (verstuurd)?
A
Welcher
B
Welches
C
Welchie
D
Welche

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste lidwoord in

Dies……… Zeitungen (mv) sind leider ausverkauft.

diese = deze
A
1e diese
B
3e diesen +n
C
4e diese

Slide 13 - Quizvraag

Sind das ihr_ Bücher (mv)?
A
ihre
B
ihr
C
ihrs
D
ihren

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal:
der Kunde

Slide 15 - Open vraag

Übersetze das folgende Wort:
verzichten auf

Slide 16 - Open vraag

vertaal: beziehungsweise (bzw.)

Slide 17 - Open vraag

sogar
A
zelfs
B
ook
C
eigenlijk
D
bovendien

Slide 18 - Quizvraag

jedoch
A
echter
B
daarbij
C
hoewel

Slide 19 - Quizvraag

bestimmen
A
de bestemming
B
bepalen
C
stemmen
D
mogelijk maken

Slide 20 - Quizvraag

erwähnen
A
verschijnen
B
verlegen
C
vermelden
D
verwaand

Slide 21 - Quizvraag