breuken en kommagetallen-2
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Met welk getal moet je de noemer vermenigvuldigen om een kommagetal te krijgen?
51
A
2
B
25
C
5
D
3
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de kommagetal?
51
Slide 3 - Open vraag
Met welk getal moet je de noemer vermenigvuldigen om een kommagetal te krijgen?
42
A
2
B
25
C
5
D
3
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de kommagetal?
42
Slide 5 - Open vraag
Met welk getal moet je de noemer vermenigvuldigen om een kommagetal te krijgen?
321
A
2
B
25
C
5
D
3
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de kommagetal?
321
Slide 7 - Open vraag
Met welk getal moet je de noemer vermenigvuldigen om een kommagetal te krijgen?
103
A
2
B
25
C
5
D
10
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de kommagetal?
103
Slide 9 - Open vraag
Wat is de kommagetal?
109
Slide 10 - Open vraag
Met welk getal moet je de noemer vermenigvuldigen om een kommagetal te krijgen?
32
A
2
B
25
C
5
D
3
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de kommagetal?
32
Slide 12 - Open vraag
Schrijf 0,9 als een breuk
A
9/100
B
9/10
C
10/9
Slide 13 - Quizvraag
Schrijf 0,5 als een breuk
A
5/100
B
5/10
C
10/5
D
1/2
Slide 14 - Quizvraag
Schrijf 0,03 als een breuk
A
3/100
B
3/10
C
10/3
D
100/3
Slide 15 - Quizvraag
Schrijf 0,82 als een breuk
A
82/10
B
82/100
C
100/82
Slide 16 - Quizvraag
Schrijf 0,6 als een breuk
Slide 17 - Open vraag
Schrijf 0,29 als een breuk
Slide 18 - Open vraag
Schrijf 0,4 als een breuk
Slide 19 - Open vraag
Schrijf 0,25 als een breuk
Slide 20 - Open vraag
Schrijf 0,75 als een breuk
