H9.4 - Vergelijkingen oplossen met de balansmethode

INSTRUCTIE 9.4
Vergelijkingen oplossen met de balansmethode:

1. Alle losse getallen naar één kant
2. Alle variabelen (letters) naar één kant
3. Delen door het getal voor de letter
Evt: antwoord controleren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

INSTRUCTIE 9.4
Vergelijkingen oplossen met de balansmethode:

1. Alle losse getallen naar één kant
2. Alle variabelen (letters) naar één kant
3. Delen door het getal voor de letter
Evt: antwoord controleren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lever hier je aantekening bij VB 1 in:
4a + 3 = 3a + 2

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lever hier je aantekening bij VB 2 in:
12b + 7 = 36b - 5

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lever hier je aantekening bij VB 3 in:
5p = 19p - 7

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Los op:
13k - 6 = 8k + 9

Slide 5 - Open vraag

k=3
Los op:
28 - 3m = 3 + 7m

Slide 6 - Open vraag

m=2,5
Los op:
10a = 18a - 16

Slide 7 - Open vraag

m=2,5
Vond je het nog lastig en heb je stapjes nodig?
Maak 36 t/m 42.
Vond je het gemakkelijk en heb je geen stapjes nodig?
Maak 43 t/m 45

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lever hier je aantekening bij "vergelijkingen maken" in:

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak 46 t/m 48

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk was:  
6.4 en 6.5

Huiswerk wordt: 
6.6

Klaar met oranje? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lever hier je eigen foto en die van je maatje in van de getekende en beschreven grafiek.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Los op:
13x - 6 = 8x + 9

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Los op:
28 - 3x = 3 + 7x

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Max heeft €500 op zijn spaarrekening gezet. Hij krijgt 1,5 % rente per jaar.
wat is de groeifactor?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Max heeft €500 op zijn spaarrekening gezet. Hij krijgt 1,5 % rente per jaar.
Hoeveel heeft hij na 20 jaar?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het aantal inwoners van een stad stijgt met 6% per jaar, de groeifactor is dan:
A
6
B
1,06
C
1,6

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rente op je spaargeld is 1,2%,
de groeifactor is dan:
A
1,2
B
1,02
C
1,012

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het aantal haaien daalt met 6,7 % per jaar,
de groeifactor is dan:
A
0,933
B
93,3
C
1,067

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Max heeft €500 op zijn spaarrekening gezet. Hij krijgt 1,5 % rente per jaar. Wat is de groeifactor?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Max heeft €500 op zijn spaarrekening gezet. Hij krijgt 1,5 % rente per jaar. Hoeveel heeft hij na 20 jaar?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exponentiële formule
Je zet €453 op de bank, je krijgt 4% rente. 
Hoeveel heb je na 10 jaar?

begingetal = 453
groeifactor =
tijd = 10 

Na 10 jaar heb je €670,55 op je rekening staan. 
uitkomst=begingetalgroeifactortijd
100104=1,04
uitkomst=4531,0410=670,55

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies