In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Tekst kruisingsschema's
Slide 1 - Tekstslide
Twee heterozygote bruine konijnen krijgen nakomelingen.
Hoe groot is nu de kans op witte konijntjes
A
100%
B
25%
C
75%
D
0%
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noteer je 'heterozygoot?
A
aa
B
Aa
C
AA
Slide 3 - Quizvraag
A
Beide planten zijn heterozygoot
B
Beide planten zijn homozygoot
C
De ene plant is heterozygoot en de andere homozygoot
Slide 4 - Quizvraag
Frank heeft voor het haarkleur de genen BB (bruin), Frank is
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
Slide 5 - Quizvraag
Een meisje heeft de genen voor de oogkleur: Aa. Zij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant
Slide 6 - Quizvraag
Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant
Slide 7 - Quizvraag
De meeste konijnen zijn kortharig, maar er bestaan ook langharige konijnen. Kort haar is dominant Een heterozygoot mannetje met kort haar, paart met een langharig vrouwtje. Hoe groot is de kans op nakomelingen met kort haar?
A
25%
B
50%
C
0%
D
100%
Slide 8 - Quizvraag
Als een stier zwartharig is, maar wel roodharige nakomelingen kan krijgen. Is hij dan heterozygoot of homozygoot
A
Heterozygoot
B
Homozygoot
Slide 9 - Quizvraag
Een heterozygote man met bruin haar kruist met een homozygote vrouw met blond haar. Wat weet je over de kans op haarkleur bij de nakomelingen
A
25 % van de nakomelingen heeft blond haar
B
50 % van de nakomelingen heeft blond haar
C
75 % van de nakomelingen heeft blond haar
D
100 % van de nakomelingen heeft blond haar
Slide 10 - Quizvraag
Bij draken is een bruine huidskleur een intermediair fenotype. Een roze gen en een groen gen geeft een bruine huidskleur. Twee bruine draken paren en krijgen 12 nakomelingen. Hoeveel nakomlingen hebben waarschijnlijk een groene huidskleur?
A
0 nakomelingen
B
3 nakomelingen
C
6 nakomelingen
D
12 nakomelingen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is natuurlijke selectie?
A
Het verschijnsel dat individuen met ongunstige eigenschappen meer nakomelingen krijgen.
B
Het verschijnsel dat individuen met bepaalde gunstige eigenschappen minder nakomelingen krijgen.
C
Het verschijnsel dat individuen met bepaalde gunstige eigenschappen meer nakomelingen krijgen.
D
Dat de natuur zorgt voor de selectie
Slide 12 - Quizvraag
F2 staat voor:
A
De ouders
B
De nakomelingen die uit de P zijn gekomen
C
De nakomelingen die uit de F1 zijn gekomen
D
Dit kan je niet weten
Slide 13 - Quizvraag
Een homozygoot dominant mannetje paard kruist met een homozygoot recessief vrouwtje
A
alle nakomelingen laten in het fenotype de dominante eigenschap zien
B
alle nakomelingen laten in het fenotype de recessieve eigenschap zien
C
50 % van de nakomelingen laten in het fenotype de dominante eigenschap zien
D
75 % van de nakomelingen laten in het fenotype de dominante eigenschap zien
Slide 14 - Quizvraag
Konijnen komen voor met hangoren en normale oren. Informatie : Een hangoorkonijn krijgt voor 50 % nakomelingen met normale oren.
Vraag: Welk genotype hadden de ouders van deze nakomelingen?
A
bb en BB
B
bb Bb
C
Bb en Bb
D
bb en bb
Slide 15 - Quizvraag
Twee kuifkanaries worden gekruist en produceren talrijke nakomelingen. De ene kuifkanarie heeft een kuif en is homozygoot dominant. De andere is kuifloos. Wat is of wat zijn de genotypen van de kuifkanaries in de F1?
Slide 16 - Open vraag
Twee heterozygote kuifkanaries worden onderling gekruist. Hoeveel % van de kinderen van het 1e paar heeft een kuif?Laat dit zien met een kruisingsschema (foto)
Slide 17 - Open vraag
Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist.
Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
Slide 18 - Open vraag
In mijn aquarium heb ik appelslakken lopen. De strepen van de schelp worden bepaald door een dominant gen (J). De slakken hebben nakomelingen gekregen waarvan er 87 strepen hebben en 35 zonder. Wat waren de genotypen van de ouders?
Slide 19 - Open vraag
Een homozygote zwarte kater wordt gekruist met een homozygote roodbruine poes. Een zwarte nakomeling (F1-generatie) wordt vervolgens gekruist met een heterozygote zwarte poes. Welke kleur hebben de nakomelingen van de derde generatie (F2)? Leg je antwoord uit met een kruisingsschema. (foto)
Slide 20 - Open vraag
Er zijn konijnen met lange oren en korte oren. Er vindt een kruising plaats.
De F1 nakomelingen bestaan voor 50 % uit heterozygoten
Drie konijnen hebben lange oren en één konijn heeft korte oren.
Wat waren de genotypen van de ouders?
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa
Slide 21 - Sleepvraag
Lust jij spruitjes?
Stel dat spruitjes lekker vinden een recessieve eigenschap is.
Wanneer is de grootste kans dat er nakomelingen komen die spruitjes lekker vinden? Wanneer de kleinste kans?
Zet het genotype van de ouders op volgorde voor de meeste kans tot geen kans.
1.
grootste kans
3.
geen kans
2
beide ouders
Bb
1 ouder BB
1 ouder bb
beide ouders
bb
Slide 22 - Sleepvraag
Er zijn lang-snavelige en kort-snavelige ara's.
Er vindt een kruising plaats.
De F1 nakomelingen bestaan voor 50 % uit heterozygoten
Drie ara's zijn lang-snavelige en één ara is een kort-snavelige ara.
Wat waren de genotypen van de ouders (Parentes)?
uitleg
A a
A AA Aa
a Aa aa
Hoofdletter A (lang-snavelig : Aa en AA: 3 ara's) 50% Aa