In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Mens en milieu
6.5
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Herhaling
Instructie
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Een groep wilde zwijnen op de Veluwe zijn een?
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem
Slide 3 - Quizvraag
Een ecoloog onderzoekt de invloed van de hoeveelheid gras op de hoeveelheid konijnen in een gebied. Op welk niveau is dit?
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 4 - Quizvraag
Alle abiotische factoren bij elkaar noemen we...
A
Biotoop
B
Abiotoop
C
Bioom
D
Ecosysteem
Slide 5 - Quizvraag
biotische factoren
A-biotische factoren
Sleep de woorden naar de juiste plek
licht
gras
soortgenoten
regen
konijnen
schimmels
Temperatuur
wind
Slide 6 - Sleepvraag
Vul in het schema van het voedselweb de volgende organismen op de juiste plaats in (zie afbeelding).
bladluis
buizerd
konijn
lieveheersbeestje
merel
planten
Slide 7 - Sleepvraag
Noem 2 kenmerken van een producent
Slide 8 - Open vraag
Afhankelijk van voedselkeuze is een dier een planteneter, alleseter of vleeseter. Welke van deze dieren behoort of behoren tot de groep van consumenten?
A
Alleen planteneters
B
Planteneters en alleseters
C
Alleseters, planteneters en vleeseters
D
Alleen vleeseters
Slide 9 - Quizvraag
Enkele dieren zijn: rups, koolmees, havik, slaplant. Welke voedselketen is juist?
A
Rups - koolmees - havik - slaplant
B
Slaplant - rups - koolmees - havik
C
Slaplant - koolmees - rups - havik
D
Havik - koolmees - slaplant - rups
Slide 10 - Quizvraag
Welke rol spelen bacteriën en schimmels in de kringloop van stoffen?
A
Ze doen aan fotosynthese
B
Ze zijn consumenten
C
Ze zorgen dat niet biologisch afbreekbaar afval weer wordt opgeruimd
D
Ze zorgen ervoor dat voedingsstoffen uit afval weer beschikbaar komen voor planten
Slide 11 - Quizvraag
Autotroof
Heterotroof
Kan zelf voedsel maken
Is afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Fotosynthese
Bladgroenkorrels
Consument
Producent
Slide 12 - Sleepvraag
Welk soort beheer? zaaien van bloemen langs akkers, zodat daar insecten kunnen leven
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer
Slide 13 - Quizvraag
Welk soort beheer? kappen van bomen
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer
Slide 14 - Quizvraag
Welk soort beheer? afschot van zieke herten om lijden te voorkomen
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer
Slide 15 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt enkele oorzaken en gevolgen noemen van uitputting.
Je kunt enkele oorzaken en gevolgen noemen van klimaatverandering.
Slide 16 - Tekstslide
Zijn we met teveel ?
Slide 17 - Tekstslide
Milieuproblemen
Door uitputting.
Door vervuiling.
Slide 18 - Tekstslide
Uitputting
Gebruik van fossiele brandstoffen.
Ontginnen van grondstoffen (coltan en goud).
Coltan bevat columbiet en tantaliet (ertsen).
Wordt in GSM's en computers gebruik als ELCO's (elektrolytische condensatoren).
Slide 19 - Tekstslide
Vervuiling
Verbrandingsgassen komen in de lucht = luchtvervuiling.
Stoffen komen in de bodem terecht (giffen en chemicaliën) = bodemvervuiling.
Soms komen (giftige) stoffen ook terecht in het water = watervervuiling.
Slide 20 - Tekstslide
0
Slide 21 - Video
Watervervuiling
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Luchtvervuiling
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Bodemvervuiling in Lekkerkerk 1980 - NL
Slide 26 - Tekstslide
Broeikaseffect
Door uitstoot van koolstofdioxide en waterdamp ontstaat er een soort 'deken' over de Aarde.
De warmte die instraalt kan moeilijker weg.
Hierdoor opwarming.
Vergelijkbaar met een kas ==> broeikaseffect.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Versterkt broeikaseffect
Slide 29 - Tekstslide
Klimaatverandering
Het weer over langere periodeverandert (warmt op). Hierdoor zachtere winters, warmere zomers en meer stormen en hagelbuien.
Blauwalgen komen vaker voor.
Zeespiegel stijgt. (tot +3m in 100j)
Slide 30 - Tekstslide
Blauwalgen zijn bacteriën die giftige stoffen produceren.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Slide 33 - Video
Droogte
Hogere temperaturen kunnen tot droogte leiden.
Hierdoor is landbouw onmogelijk.
Er dreigt een tekort aan zoet water en drinkwater.
Er is dus een nieuwe uitdaging.
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
Gevolgen
Nieuwe plantensoorten komen voor, maar oude verdwijnen.
Jaarritme is aan het veranderen. Bomen krijgen vroeger bladeren waardoor rupsen eerder zijn. Als de eieren van de koolmees uitkomen, hebben de jongen geen eten omdat de rupsen dan weer weg zijn.
Slide 36 - Tekstslide
Welke energiebronnen zijn geen fossiele brandstoffen?
A
Aardgas
B
Aardolie
C
bio-ethanol
D
Steenkool
Slide 37 - Quizvraag
Waar of niet waar? Door het versterkt broeikaseffect in NL komt er meer zuurstof in het water.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 38 - Quizvraag
Waar of niet waar? Door het versterkt broeikaseffect in NL ontstaan er woestijnen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quizvraag
Waar of niet waar? Door het versterkt broeikaseffect in NL hebben we vaker extreem weer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 40 - Quizvraag
Waar of niet waar? Door het versterkt broeikaseffect in NL komen er andere planten en dieren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 41 - Quizvraag
Waar of niet waar? Lachgas is een broeikasgas.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 42 - Quizvraag
Waar of niet waar? Methaan is een broeikasgas.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 43 - Quizvraag
Waar of niet waar? Zuurstof is een broeikasgas.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 44 - Quizvraag
De zeespiegel stijgt.
Er komt meer blauwalg in het water.
Er ontstaan meer bos-branden.
Planten bloeien eerder.
Het water in sloten en
plassen warmt op.
Er zijn meer hittegolven
Het zeewater warmt op en
zet uit.
In het voorjaar stijgt de
temperatuur eerder.
Slide 45 - Sleepvraag
Wat kun jij doen tegen het versterkte broeikaseffect? Bedenk drie dingen die jij kunt veranderen in jouw leven.