Grammatik E
1 / 30
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke persoonlijk voornaamwoorden ken je in het Duits?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
zij/U
jullie
wij
hij/zij/het
jij
ik
Slide 5 - Sleepvraag
(jullie) seid toll!
A
wir
B
ihr
Slide 6 - Quizvraag
Wo bist (jij)
A
du
B
es
Slide 7 - Quizvraag
(hij) ist nett
A
er
B
sie
C
es
Slide 8 - Quizvraag
Sabina wohnt
Sabina is hetzelfde als...
Sabina is hetzelfde als...
A
du
B
er
C
sie
D
es
Slide 9 - Quizvraag
Opa ist alt
Opa is hetzelfde als...
Opa is hetzelfde als...
A
er
B
sie
C
es
D
ich
Slide 10 - Quizvraag
Ich, Kim und Sabine essen
Ich, Kim und Sabine zijn hetzelfde als..
Ich, Kim und Sabine zijn hetzelfde als..
A
ihr
B
wir
C
sie
Slide 11 - Quizvraag
Willst (jij) auch essen
Slide 12 - Open vraag
(ik) kann lernen
Slide 13 - Open vraag
(wij) haben Spaß
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
............... du Zeit für mich?
timer
0:30
Slide 18 - Open vraag
Ich _____ heute keine Schule.
timer
0:30
Slide 19 - Open vraag
Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.
timer
0:30
Slide 20 - Open vraag
.................. du müde?
timer
0:30
Slide 21 - Open vraag
.............. Sie schon wieder krank?
timer
0:30
Slide 22 - Open vraag
Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.
timer
0:30
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
timer
0:30
Welke 2 betekenissen heeft
werden? .... en ....
werden? .... en ....
Slide 25 - Woordweb
Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
wird
B
wurde
C
werde
Slide 26 - Quizvraag
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werd
D
werden
Slide 27 - Quizvraag
Ariane ...............morgen 14 Jahre alt.
A
werde
B
wird
C
werdet
D
werden
Slide 28 - Quizvraag
.............. du morgen 10 oder 14 ?
A
wirdst
B
wirst
C
bist
D
hast
