Met deze kennisquiz kun je je kennis van de theorie van dit hoofdstuk testen.
(Deze quiz hoort bij Op niveau blok 6 spelling & interpunctie 1
opdracht 13)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Doe mee!
Met deze kennisquiz kun je je kennis van de theorie van dit hoofdstuk testen.
(Deze quiz hoort bij Op niveau blok 6 spelling & interpunctie 1
opdracht 13)
Slide 1 - Tekstslide
Als "hij" het onderwerp van de zin is, krijgt het werkwoord in de tegenwoordige tijd de ik-vorm + t
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Hij wilt
A
Juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Waarom?
De werkwoorden willen, zullen, mogen en kunnen zijn een uitzondering op de regel.
Het is "hij wil, hij zal, hij mag en hij kan".
Slide 4 - Tekstslide
Bij de vervoeging van Engelse werkwoorden pas je 't ex-kofschip toe.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Waarom
Bij de vervoeging van Engelse werkwoorden pas je inderdaad 't ex-kofschip toe. Maar je moet wel op de uitspraak letten.
Hij timede > de "m" zit niet in 't ex-kofschip.
De tussen-e is voor de juiste uitspraak.
Slide 6 - Tekstslide
Een voornaamwoordelijk bijwoord schrijf je aan elkaar als ze naast elkaar staan.
Het is dus "waarover" en "erdoor" en "ervoor".
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Is dit goed geschreven: video-installatie reclame-industrie
A
Ja. Met een streepje voor de leesbaarheid
B
Nee, we schrijven zoveel mogelijk aaneen.
Slide 8 - Quizvraag
Als het eerste deel van een samenstelling een woord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je ook -en tussen de woorden: koekenpan, huizenhoog, eendenei
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Als het eerste deel van een samenstelling een werkwoord is, schrijf je -en tussen de woorden. Het is dus wiegenlied en huilenbalk.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Waarom?
Samenstellingen waarbij het eerste deel een werkwoord is, schrijf je met alleen een -e
huilebalk, wiegelied, lachebek, spinnewiel
Slide 11 - Tekstslide
In de volgende zin hoort een dubbele punt te staan. Nadine was zichtbaar opgelucht: ze had haar scooterrijbewijs gehaald.
A
juist, want het is een verklaring
B
onjuist.
Slide 12 - Quizvraag
In de volgende zin is de interpunctie correct: Ik dacht: 'Komt er nog een eind aan?'
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
onjuist
Gedachten komen niet tussen aanhalingstekens.
En na de dubbele punt hoort ook geen hoofdletter, maar een kleine letter.