7.4 - Hoe komt het Rijk rond?

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet wat de rijksbegroting is.
  2. Je weet welke gevolgen een begrotingstekort heeft.
  3. Je weet wat voor belastingen je als burger aan het Rijk betaalt.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet wat de rijksbegroting is.
  2. Je weet welke gevolgen een begrotingstekort heeft.
  3. Je weet wat voor belastingen je als burger aan het Rijk betaalt.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Miljoenennota
De derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. De koning opent dan het vergaderjaar van de Eerste- en Tweede Kamer. Dit doet hij door de troonrede voor te lezen.

Direct na het voorlezen van de troonrede, opent de minister van financiën het goudenkoffertje in de Tweede Kamer. In het goudenkoffertje zitten twee dingen, namelijk: de rijksbegroting en de miljoenennota. Ook de Eerste Kamer krijgt deze documenten aangeboden.

In de rijksbegroting staat hoeveel geld elk ministerie het komende jaar mag uitgeven en welke inkomsten het Rijk verwacht. De miljoenennota is een toelichting op de rijksbegroting. Een soort samenvatting dus.

Slide 3 - Tekstslide

1. Stel dat de overheid € 2 miljard extra aan onderwijs zou besteden. Wat zouden jij of je ouders daarvan kunnen merken? Noem zowel een positief als een negatief gevolg.

Slide 4 - Open vraag

2. Is de onderstaande bewering juist of onjuist?

De miljoenennota en rijksbegroting worden aan de Eerste- en Tweede kamer aangeboden door de minister van Financiën.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

3. Is de onderstaande bewering juist of onjuist?

De koning moet de miljoenennota goedkeuren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

4. Is de onderstaande bewering juist of onjuist?

De rijksbegroting en de miljoenennota horen bij elkaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

5. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Waarom is de naam "miljoenennota" eigenlijk niet toepasselijk?

Slide 8 - Open vraag

6. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Geef bij de twee grootste uitgavenposten een voorbeeld van een uitgave.

Slide 9 - Open vraag

7. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Welk bedrag geeft het Rijk aan deze twee uitgavenposten samen uit?

Slide 10 - Open vraag

8. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Hoeveel procent van de totale uitgaven is dat?

Slide 11 - Open vraag

Begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, dan spreken we van een begrotingstekort. Andersom, als de overheid meer inkomsten dan uitgaven verwacht, noemen we het een begrotingsoverschot.

Bij een begrotingstekort kan de overheid bezuinigen op de uitgaven of proberen de inkomsten te verhogen. Bijvoorbeeld door de belastingen te verhogen. Blijft er een begrotingstekort? Dan kan de overheid geld lenen. Wanneer de overheid geld leent, spreken we van een staatsschuld. De overheid probeert elk jaar een deel van deze schuld af te lossen. Over de schuld die openstaat, betaalt de overheid rente.

Slide 12 - Tekstslide

9. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Bereken het begrotingstekort voor 2015.

Slide 13 - Open vraag

10. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Kun je aan de rijksbegroting zien hoe groot de staatsschuld was? Leg je
antwoord uit.

Slide 14 - Open vraag

11. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Welk bedrag gaf de overheid uit aan rente over de staatsschuld?

Slide 15 - Open vraag

12. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Bereken hoeveel de rente gemiddeld per inwoner is. Ga daarbij uit van
17 miljoen inwoners. Rond je antwoord af op hele euro's.

Slide 16 - Open vraag

Belangrijkste inkomsten van het Rijk
De belangrijkste inkomstenbron van het Rijk zijn de belastingen. Belastingen delen we op in twee groepen, namelijk:

  1. Indirecte belastingen
    Dit zijn kostprijsverhogende belastingen, zoals accijns en de BTW. Deze belastingen zitten verwerkt in de prijs je als consument betaalt aan de verkoper. De verkoper moet vervolgens deze belasting afdragen aan de overheid. We noemen dit indirecte belastingen omdat je ze via de verkoper aan de overheid betaalt en niet direct zelf.

  2. Directe belastingen
    Dit zijn belastingen die je wel rechtstreeks betaalt aan de overheid. Bijvoorbeeld de loonbelasting en de winst- en vermogenbelasting. De winstbelasting die BV's en NC's betalen, noemen we ook wel vennootschapsbelasting.

Andere inkomsten van het Rijk zijn sociale premies en de niet-belastingontvangsten zoals wat de overheid verdient aan het verkopen van aardgas (de aardgasbaten), winst uit staatsbedrijven en (verkeers)boetes.

Slide 17 - Tekstslide

13. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Bereken hoeveel procent van de totale ontvangsten bestond uit directe
belastingen.

Slide 18 - Open vraag

14. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Hoeveel betaal je voor 1 liter benzine aan de pomp?

Slide 19 - Open vraag

15. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Hoeveel belasting is in de prijs verwerkt?

Slide 20 - Open vraag

16. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Bereken hoeveel procent van de totale prijs uit belastingen bestaat?

Slide 21 - Open vraag

17. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

Zijn dat directe of indirecte belastingen? Leg uit waarom dat zo is.

Slide 22 - Open vraag

Draagkrachtbeginsel
Bij de loon- en inkomstenbelasting past de overheid het draagkrachtbeginsel toe. Er wordt dan gekeken naar de hoogte van je inkomen. Als je een hoog inkomen hebt, betaal je in verhouding meer belasting dan iemand met een laag inkomen. Als gevolg hiervan worden de verschillen tussen de netto-inkomens kleiner dan tussen de bruto-inkomens.

Slide 23 - Tekstslide

18. Bekijk de afbeelding rechtsboven.

In het staafdiagram zie je welk deel van de bruto-inkomens betaald
wordt aan inkomstenbelasting. Waaraan zie je dat het draagkrachtbeginsel
wordt toegepast?

Slide 24 - Open vraag

Profijtbeginsel
Het profijtbeginsel houdt in dat je betaalt voor waar je gebruik van maakt. Iemand zonder een motorvoertuig hoeft bijvoorbeeld geen wegenbelasting te betalen. Hij / zij betaalt dan ook niet mee aan het onderhoud van de wegen.

De wegenbelasting heet officieel de motorrijtuigenbelasting. Daarnaast betalen motorvoertuigeigenaren ook bpm (belasting van personenauto's en motorrijwielen). Deze zit verwerkt in de aanschafprijs van het motorvoertuig. Ook betalen ze meer accijns, bijvoorbeeld bij het tanken van benzine.

Slide 25 - Tekstslide

19. Aan welke belastingen ga je als autorijder meer betalen als je meer kilometers per jaar gaat rijden? Verklaar je antwoord.

Slide 26 - Open vraag

20. Welke belastingen voor de auto zijn onafhankelijk van hoeveel je er gebruik van maakt?

Slide 27 - Open vraag

21. Bij welke van deze belastingen heb je het duidelijkst te maken met het profijtbeginsel? Waarom vind je dat?

Slide 28 - Open vraag

22. Tariq is eigenaar van Fruco bv. Hij behaalt in een jaar met
zijn bedrijf € 85.000,- winst. Van die winst geeft Tariq aan
zichzelf € 50.000,- als privé-inkomen. Daarover betaalt hij
inkomstenbelasting. Over de rest van de winst betaalt hij
vennootschapsbelasting.

Bereken met de tarieven hier rechts hoeveel belasting Tariq in totaal in dat jaar betaalt.

Slide 29 - Open vraag

Oefenen
Maak opdracht 19 t/m 29 van bladzijde 214.

Klaar en wil je de opdrachten nakijken?

Slide 30 - Tekstslide