Geen cijfer, maar ervaren wat je al weet/kunt en waar je nog aan moet werken.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Nulmeting grammatica/spelling
Tijd: 50 minuten
Vragen: 26
Maximaal aantal te behalen punten: 56,5
Geen cijfer, maar ervaren wat je al weet/kunt en waar je nog aan moet werken.
Slide 1 - Tekstslide
vraag 1 Lees de zin hieronder. Benoem alle zinsdelen en delen van zinsdelen. De aangeslagen minister-president sprak het volk bemoedigend toe.
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Open vraag
vraag 3 Lees de twee zinnen hieronder. 1 Noteer de bijwoorden. 2 Noteer de bijvoeglijk naamwoorden. a Zou je alsjeblieft dat vreselijke programma snel uit willen zetten? Ik wil het niet zien. b De beroemde wielrenner heeft gisteren een lelijke val gemaakt, maar de gevolgen vielen gelukkig mee.
Slide 4 - Open vraag
vraag 4 Noem drie woordsoorten waar een bijwoord extra informatie over kan geven.
Slide 5 - Open vraag
vraag 5 Maak een zin met de twee bijwoorden hard en meteen.
Slide 6 - Open vraag
vraag 6 Lees de zin hieronder. Waaraan kun je zien dat dit een samengestelde zin is? Noem twee dingen.
De winkelier haalde al het geld uit de kassa, zodat hij de balans voor die dag op kon maken.
Slide 7 - Open vraag
vraag 7 Lees de drie zinnen hieronder. Benoem de voegwoorden in elke zin.
1 Kun je me bellen als je in de trein zit, zodat ik weet hoe laat je er bent? 2 Ik was graag gekomen, maar ik ben geveld door de griep. 3 Lieke eet de laatste tijd biologisch, omdat ze denkt dat dat gezonder is.
Slide 8 - Open vraag
vraag 8 Maak een zin met het voegwoord: terwijl.
Slide 9 - Open vraag
vraag 9 Lees de zin hieronder. 1 Benoem het voegwoord. 2 Noteer de hoofdzin en de bijzin. Let op hoofdletters en interpunctie.
De misdadiger moet hulp hebben gehad, maar van wie is niet bekend.
Slide 10 - Open vraag
vraag 10 Lees de twee zinnen hieronder. Herschrijf de twee enkelvoudige zinnen tot een samengestelde zin. 1 De wetenschappers zijn opgetogen. 2 Er is een doorbraak in het onderzoek naar de stelling van Fermat.
Slide 11 - Open vraag
vraag 11 Lees de twee zinnen hieronder. Noteer de verbindingswoorden in elke zin. 1 De buurtbewoners die een feest organiseren, houden een vergadering. 2 Ik heb werkelijk geen idee wat ik moet doen om het goed te maken.
Slide 12 - Open vraag
vraag 12 Lees de zin hieronder. 1 Noteer het verbindingswoord. 2 Noteer de hoofdzin en de bijzin. Let op hoofdletters en interpunctie.
Er is een nieuwe therapie ontwikkeld waarmee reumapatiënten geholpen kunnen worden.
vraag 17 Lees de zin hieronder. Herschrijf de zin in de directe rede. Plaats het citaat vooraan in de zin.
Het jongetje smeekt of hij alsjeblieft mee mag naar het pretpark.
Slide 19 - Open vraag
vraag 18 Lees de zin hieronder. Herschrijf de zin in de directe rede. Plaats het citaat achteraan in de zin.
Julie snauwt dat ik me met mijn eigen zaken moet bemoeien.
Slide 20 - Open vraag
vraag 19 Lees de zin hieronder. Herschrijf de zin in de directe rede. Onderbreek het citaat.
De verbaasde man stamelt dat hij niet begrijpt wat hij verkeerd heeft gezegd.
Slide 21 - Open vraag
vraag 20 Wanneer zet je een komma tussen twee werkwoorden?
Slide 22 - Open vraag
vraag 21 Hieronder staan twee zinnen. Verbeter de zinnen. Voeg komma’s toe waar dat nodig is.
1 Op een mooie warme zomerdag ga ik niet naar de bioscoop tenzij er een hele mooie film draait. 2 Wat zij gezegd heeft joh dat zou ik niet durven te herhalen.
Slide 23 - Open vraag
vraag 22
Slide 24 - Open vraag
23 Lees de acht zinnen op de volgende slides. Kies telkens de juiste schrijfwijze.
(0,5 p per goede antwoord)
Slide 25 - Tekstslide
1 De … toverde een lange sjaal uit zijn mond.
A
goochelaar
B
googelaar
Slide 26 - Quizvraag
2 Wijs in de zin het … voorwerp aan.
A
leidend
B
lijdend
Slide 27 - Quizvraag
3 De artiesten vlogen met een … naar de verschillende festivals in het land.
A
helicopter
B
helikopter
Slide 28 - Quizvraag
4 Ik was totaal … toen ik hoorde hoe duur die schoenen waren.
A
verbeisterd
B
verbijsterd
Slide 29 - Quizvraag
5 Na lang … was Victor blij dat hij de dozen even neer kon zetten.
A
sjauwen
B
sjouwen
Slide 30 - Quizvraag
6 Ik … nu al een paar dagen over de veranderingen bij mijn bijbaantje.
A
tob
B
top
Slide 31 - Quizvraag
7 Waar heb jij geleerd om een paard zonder zadel te … ?
A
bereiden
B
berijden
Slide 32 - Quizvraag
8 Het bestuur heeft tijd … moeite bespaard om een geweldig feest neer te zetten.
A
noch
B
nog
Slide 33 - Quizvraag
24 Lees de tekst hieronder. Verbeter de fouten in de tekst. Denk aan hoofdletters, leestekens en de meervouds-n bij verwijzingen als alle(n).
7 Miljard dollar geven Amerikanen elk jaar uit aan Halloween. Ook in Nederland wordt het feest steeds populairder aldus mevrouw de Root. Zij heeft als een van de eersten onderzoek gedaan naar deze feestdag. Met name binnen gelovige gemeenschappen zijn er naast voor ook veel tegenstanders van het feest. Sommige wijzen het heidense feest op grond van de bijbel af.
Slide 34 - Open vraag
score
Totaal aantal punten: 56,5
Cijfer = (aantal behaalde punten / totaal aantal punten) x 9 + 1
Slide 35 - Tekstslide
6 Dat weggetje is te … om op te fietsen.
A
steil
B
stijl
Slide 36 - Quizvraag
26 Lees de tekst hieronder. Verbeter de acht fouten in de tekst. Denk aan hoofdletters, leestekens en de meervouds-n bij verwijzingen als alle(n). Mijn opa heeft een fossiel uit de Oudheid. Die heb ik gekregen van mijn opa vertelde hij me. Misschien is het wel een museumstuk, want zoiets is heel zeldzaam. Hij ligt in een kast naast zijn boeken en prentenverzameling. ’t komt niet vaak voor dat ik m even vast mag houden. Mn broertje en ik hopen beide dat wij de steen later van hem krijgen.