Herhaling H3 arm en rijk in Nederland

Herhaling 
begrippen Hoofdstuk 3. Arm en rijk in Nederland
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling 
begrippen Hoofdstuk 3. Arm en rijk in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Dit zijn kenmerken van een arbeiderswijk
A
Goedkope woningen die slecht zijn onderhouden
B
Villawijken met grote vrijstaande huizen
C
Flats met alleen maar huurwoningen
D
Kleine woningen die in rijen aan elkaar zijn gebouwd

Slide 2 - Quizvraag

Bekijk de foto (Heechterp Schieringen in Leeuwarden) Sleep daar 3x hoog of laag naar het goede vak.
bebouwingsdichtheid
besteedbaar inkomen
WOZ-waarde
hoog
hoog
hoog
laag
laag
laag

Slide 3 - Sleepvraag

Welzijn
Welvaart
Hoeveelheid voorzieningen
Huizenprijzen
Criminaliteit in de buurt
Naar school kunnen

Slide 4 - Sleepvraag

Leefbaarheid =
A
Hoe welvarend je bent
B
Hoe geschikt de wijk is om in te wonen
C
Hoeveel koop en huurwoningen er zijn in de wijk
D
Bebouwingsdichtheid

Slide 5 - Quizvraag

Kwalitatieve honger
Kwantitatieve honger
iemand wel eten heeft, maar eten met te weinig vitamines, mineralen en eiwitten.
als iemand een een tekort aan eten heeft.

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is integratie?
A
mensen passen zich gedeeltelijk aan, aan de meest voorkomende cultuur
B
mensen vertrekken naar een ander land.
C
mensen passen zich helemaal niet aan en houden hun eigen cultuur in stand.
D
alles is onjuist.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een groot nadeel van het hebben van tijdelijk werk?

A
Je verdient het minimumloon.
B
Het is lastiger om een huis te kopen.
C
Het is alleen voor hoger opgeleiden.
D
Het is alleen voor studenten.

Slide 8 - Quizvraag

Waarom is meer variatie in leeftijd en inkomen goed voor een buurt?
A
De bewoners kunnen dan van dezelfde voorzieningen gebruikmaken.
B
Dan komen er ook meer verschillende culturen in de buurt.
C
Dan wordt de buurt gezelliger met meer straatfeesten.
D
Dan wordt de buurt leefbaarder.

Slide 9 - Quizvraag

In welke zin is sprake van structurele werkloosheid?
A
Vanwege een zware beenbreuk kan Abdullah bijna een jaar lang niet werken als bouwvakker.
B
Pawel is zojuist ontslagen; zijn werk op een boerenbedrijf wordt vanaf nu gedaan door een landbouwmachine
C
Richard baalt: hij heeft de afgelopen twee jaar zo’n 30x gesolliciteerd, maar hij heeft nog steeds geen werk
D
In geen van de zinnen is er sprake van structurele werkloosheid.

Slide 10 - Quizvraag

Lees de volgende uitspraken.
1 Het uitvoeren van een project om de leefbaarheid in een wijk te
verbeteren, is een onderdeel van stedelijke vernieuwing.
2 Stedelijke vernieuwing en sanering betekenen hetzelfde.
-Welke uitspraak is juist?

A
1 en 2 zijn allebei juist.
B
1 is juist en 2 is onjuist.
C
1 is onjuist en 2 is juist.
D
1 en 2 zijn allebei onjuist.

Slide 11 - Quizvraag

Saneren
Restaureren
Renoveren

Slide 12 - Sleepvraag

Voor wie is het bestemmingsplan bedoeld?
A
Voor iedereen in de gemeente
B
Voor de politiek
C
Voor mensen die in de gemeente komen wonen
D
Voor de grote groep ouderen

Slide 13 - Quizvraag

Door wie wordt het bestemmingsplan gemaakt?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Rijksoverheid

Slide 14 - Quizvraag