3.2 Het Ancien Regime 2021

Tijd van Pruiken en Revoluties
 H3 De Franse Revolutie 
P3.2: Het Ancien Régime (1/2)

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Tijd van Pruiken en Revoluties
 H3 De Franse Revolutie 
P3.2: Het Ancien Régime (1/2)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen P3.2
Hoofdvraag: welke problemen waren er in de Franse samenleving in de 18e eeuwe zag?
  • Je kunt uitleggen dat de Franse samenleving was ingedeeld in groepen (standen) met ieder hun eigen plaats en taken.

  • Je kunt uitleggen dat er grote verschillen binnen de derde stand bestonden.

  • Je kunt uitleggen hoe privileges voor ongelijkheid in de Franse samenleving zorgden.

  • Je kunt uitleggen waarom verschillende groepen binnen de derde stand ontevreden waren.

  • Je kunt uitleggen hoe Frankrijk in de 18e eeuw bestuurd werd.

  • Je kunt uitleggen waarom koning Lodewijk XVI de Staten-Generaal bijeen riep in 1789.

  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 2 - Tekstslide

Standensamenleving
De bevolking van Frankrijk was een standenmaatschappij.  
Je geboorte bepaalde je stand. Staat dus helemaal vast!
De bevolking was verdeeld in 3 standen:  
  • 1e stand: geestelijkheid.  
  • 2e stand: adel.   
  • 3e stand: de rest van de bevolking (ongeveer 98%)

Slide 3 - Tekstslide

Standensamenleving
Iedere stand had zijn eigen taak:
  • 1e stand: bidden en zorgen 
  • 2e stand: vechten en de koning helpen bij bestuur
  • 3e stand: werken en voedsel verbouwen 

Slide 4 - Tekstslide

1e stand: geestelijken

Mensen werkzaam binnen de Katholieke kerk

  • 0,5% van het volk  bezat 10 % van het land in Frankrijk.
  • Betaalde geen belasting 
  • Moest zorgen voor de zieken
  • Het geloof verspreiden

Slide 5 - Tekstslide

2e stand: adel

Mensen met titels als graaf of baron

Inkomstenbron: Het land dat zij bezaten leenden zij uit

  • 1,5% van het volk bezat 25% van de grond in Frankrijk
  • Privileges(voorrechten):
  • Geen belasting betalen
  • Gaven de koning advies over het bestuur van het land.

Slide 6 - Tekstslide

3e stand: de rest
Binnen de 3e stand waren de verschillen groot: 
Tot deze stand behoorden: (in volgorde van belangrijkheid en rijkdom) 
  • Rijke burgers (bourgeoisie) in de steden. (kooplieden, rechters, bankiers etc).  
  • Ambachtslieden en winkeliers 
  • De boeren op het platteland en arme arbeiders in de steden.  

Slide 7 - Tekstslide

Lodewijk XVI
  • Lodewijk XVI was een absoluut vorst.
  • Lodewijk XVI gaf veel geld uit aan oorlogen en feesten.
  • Frankijk had eigenlijk alleen nog maar schulden
  • En die liepen hoog op...

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Standensamenleving:
problemen bij de boeren en arme burgers

  • Boeren: 85 % van het volk en 'bezat' 40 %van de grond

  • Weinig / geen bezit: ze bezaten maar een klein stukje land of pachtten dit van hun landheer (huren)

  • Hoge belastingen: Na betaling van pacht en belastingen bleef er vaak weinig of niks over om van te leven

  • Gevolg: honger en armoede op het platteland maar ook in de stad.


Slide 10 - Tekstslide

Standensamenleving
problemen bij bourgeoisie
  • Rijke groep binnen de 3e stand  maar:  geen privileges (voorrechten).
  • Ze konden geen belangrijke baan in de kerk, bestuur of leger krijgen. 
  • Rijke burgers: 13% van het volk en bezat 25% van de grond.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een standensamenleving?
A
Een samenleving waarin iedereen gelijk is geboren.
B
Een samenleving waarbij mensen bij de geboorte in een groep terecht kwamen.
C
Een samenleving die draaide om het geloof
D
Een samenleving geregeerd door het volk

Slide 12 - Quizvraag

Welke drie standen waren er?
A
Geestelijken, adel, soldaten
B
Soldaten, adel, burgers & boeren/arbeiders
C
Geestelijken, adel, burgers & boeren/arbeiders

Slide 13 - Quizvraag

Tijdens het Ancien regime was er sprake van een standensamenleving. Wie vormden de eerste stand?
A
De heren
B
De boeren
C
De geestelijken
D
De adel

Slide 14 - Quizvraag

Koning Lodewijk XIV regeerde. Welk woord past het beste bij hem?
A
monarchie
B
democratie
C
absolutisme
D
dictatuur

Slide 15 - Quizvraag



In de Franse standenmaatschappij profiteerden de eerste en de tweede stand van de derde stand, omdat:
A
de eerste stand veel belasting betaalde aan de koning.
B
de tweede stand veel herendiensten moesten verrichten
C
de derde stand veel belasting betaalde aan de koning.
D
De eerste en de tweede stand veel inspraak had

Slide 16 - Quizvraag

Een advocaat hoort bij
A
de eerste stand
B
de derde stand
C
de tweede stand
D
de boeren

Slide 17 - Quizvraag

Een hertog hoort bij....?
A
De eerste stand
B
de tweede stand
C
De derde stand

Slide 18 - Quizvraag

De bourgeoisie hoorde bij de
A
tweede stand
B
derde stand
C
eerste stand
D
het bestuur van de koning

Slide 19 - Quizvraag

Voorrechten 1e en 2e stand
Alleen de 1e en 2e stand hadden dus privileges:
  • Alleen edelen konden hoge banen in het leger, bestuur of de kerk krijgen. 
  • De 1e en 2e stand hoefden geen belasting te betalen, maar mochten wel belasting innen. 
  • De 1e en 2e stand  hadden hun eigen rechtbank. 

Slide 20 - Tekstslide

Plichten 3e stand
Plichten van de 3e stand:
  • Boeren moesten minimaal 1 dag per week gratis werken voor de 1e en 2e stand werken  (= herendiensten).
  • Mensen uit de 3e stand moesten wèl belasting betalen
  • Mensen uit de 3e stand kregen zwaardere straffen voor een misdrijf dan de geestelijken of edelen. 
  • Mensen uit de derde stand hadden geen inspraak in het bestuur

Slide 21 - Tekstslide

Plichten, plichten en plichten...
  • Ook als een oogst mislukte, moesten boeren belasting betalen

  • De mensen uit de 3e stand werden steeds bozer.

  • Rijke burgers konden de belastingen wel betalen, maar vonden het oneerlijk dat ze geen inspraak in het bestuur hadden. 



Slide 22 - Tekstslide

Welke van de drie standen werd ongelijk behandeld?
A
de 1e stand
B
de 2e stand
C
de 3e stand

Slide 23 - Quizvraag

Welke standen hadden vooral rechten?
A
De boeren, burgers en de adel
B
De adel en de geestelijkheid
C
De geestelijkheid, de boeren en burgers
D
De burgers, adel en geestelijkheid

Slide 24 - Quizvraag

"We betalen wel belasting, maar hebben geen inspraak. Dat is oneerlijk!"
Bij welke groep hoort deze uitspraak?
A
Boeren
B
Rijke burgers
C
Edelen
D
Geestelijken

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk
Maken P3.2: opdracht 1, 2, 3, 4
Volgend leerdoel komt woensdag: Je kunt uitleggen waarom koning Lodewijk XVI de Staten-Generaal bijeen riep.

Slide 26 - Tekstslide

 H3 De Franse Revolutie
P3.2: Het Ancien Régime (2/2) 

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen P3.2
Hoofdvraag: welke problemen waren er in de Franse samenleving in de 18e eeuwe zag?
  • Je kunt uitleggen dat de Franse samenleving was ingedeeld in groepen (standen) met ieder hun eigen plaats en taken.

  • Je kunt uitleggen dat er grote verschillen binnen de derde stand bestonden.

  • Je kunt uitleggen hoe privileges voor ongelijkheid in de Franse samenleving zorgden.

  • Je kunt uitleggen waarom verschillende groepen binnen de derde stand ontevreden waren.

  • Je kunt uitleggen hoe Frankrijk in de 18e eeuw bestuurd werd

  • Je kunt uitleggen waarom koning Lodewijk XVI de Staten-Generaal bijeen riep in 1789.

  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 28 - Tekstslide

Een machtige vorst: 
oorzaak van het probleem?
  • Een ander probleem waren de uitgaven van het koninklijk echtpaar.  

  • Franse koningin Marie- Antoinette was niet populair in Frankrijk. 

Slide 29 - Tekstslide

Oorzaak van het probleem: 
onvrede binnen de derde stand!

  • 1e/2e stand hadden veel privileges
       Vrijstelling van belastingen

  • Heerlijke rechten

  • Heerendiensten

Slide 30 - Tekstslide

Hoe bereik je het volk?


  • Niet iedereen kon lezen, zeker niet in de 3e stand. 

  • Maar spotprenten? Die begreep iedereen!

  • Deze spotprenten werden meestal gemaakt door de bourgeoisie.

Slide 31 - Tekstslide

Oefenen!
Beantwoord de volgende vragen over de bron hiernaast

  1. Beschrijf de drie personen die je de spotprent ziet. Wat zie je?
  2. Tot welke standen zouden zij behoren?
  3. Waarom zitten de twee personen op de rug van de man? Wat wil de maker van de spotprent daarmee zeggen?

Slide 32 - Tekstslide

Oorzaak van het probleem: Misoogsten 1788

  • Mislukte oogsten 
  • Graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. 
  • Er ontstonden zelfs hongersnoden.

  • Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.

Slide 33 - Tekstslide

Oorzaak van het probleem: Frankrijk gaat failliet
mei 1789

  • Feesten, paleizen, bestuur en oorlogen kosten heel veel geld voor Lodewijk, maar het geld is op. 
  • Koning Lodewijk XVI wil graag meer geld hebben, en roept daarom (voor het eerst in 175 jaar) de Staten-Generaal bij elkaar. 
  • De vergadering van de 3 standen.....het loopt al snel uit op ruzie....

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag/huiswerk
  • We gaan in Break Out Rooms via Teams max. 15 minuten

  • De lesson-up gedeeld + maak 5 vragen samen

  • Later bekijk je alleen de filmpjes

  • Maken P3.2: opdracht 5 t/m 8 via Memo Online=huiswerk



Slide 35 - Tekstslide

Vraag 1. Waarom was het bijzonder dat Lodewijk XVI de Staten-Generaal bij elkaar riep?
A
Een absoluut vorst regeert alleen
B
Dit was al 175 jaar lang niet voorgekomen
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Vraag 2.
Waarom vonden de Lodewijks dat zij terecht alle macht hadden?

Slide 37 - Open vraag

Vraag 3.
Waarom koos Lodewijk XIV voor de zon als zijn symbool?

Slide 38 - Open vraag

Vraag 4.
Kunnen twee of meer mensen tegelijk de absolute macht hebben? Leg uit!

Slide 39 - Open vraag

Vraag 5.
Twee redenen waarom vorsten prijs stelden op een sterk leger.

Slide 40 - Open vraag

0

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Bekijk het filmpje. welke klachten had de derde stand in Frankrijk?

Slide 44 - Open vraag