2.4 bewoonbare aarde

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programma

Terugblik opdracht. Quiz

2.4 bewoonbare wereld

Video: klimaatzones

Opdrachten

Wat heb je deze les geleerd?

Toendra's komen alleen voor in het poolgebied

1. Waar
2. Niet waar

Wat is geen kenmerk van een toendra?

1. Er groeien struiken
2. Er groeien veel hoge bomen
3. De winters duren 9 maanden
4. Er is permafrost aanwezig

Wat is permafrost?

1. Dat het nooit bevroren is
2. dat er geen bomen groeien
3. Dat er altijd sneeuw ligt
4. Altijd bevroren ondergrond

Waar in Groenland komt de temperatuur zomers boven de nul graden?

1. Langs de kust
2. In het binnenland
3. In de bergen
4. Het vriest altijd in Groenland

Klimaat en landschapszones

par. 4 -> Bewoonbare aarde

Lesdoelen

1. Je kunt de klimaten en het landschap dat daarbij hoort herkennen  
   
2. Je kunt een klimaat herkennen aan een klimaatdiagram
3. Je kunt de klimaatzones op aarde aangeven  
4. Je weet het verschil tussen weer en klimaat  
   
5. Je weet dat de bevolkingsspreiding en bevolkingsconcentratie veel met het klimaat te maken heeft
   

Wat is het verschil tussen het weer en het klimaat?

Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?

1. Warmte en de kou
2. Warmte, regen en wind
3. Hoeveel graden het is over lange tijd
4. Warmte en de temperatuur

Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?

1. Je meet de warmte, neerslag en de wind
2. Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
3. Je meet het weer over lange tijd
4. Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur

Welke klimaatzones zijn er? En welke kenmerken hebben ze?

Klimaatdiagram

Welk klimaat hoort waarbij? Kijk op blz. 30 van je lesboek. Noteer dit in word of in notities. Doet het zo A=.... klimaat

Opgaven maken

Opdrachten 2.4: 1 t/m 7  en 9

Atlas mag je pakken.

Opdrachten 2.3: 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. 

Muziek via de ipad

 

Noteer 1 zin wat je deze les hebt geleerd

Schrijf op over welk onderwerp je de
volgende keer meer uitleg zou willen

Programma

Terugblikken vorige les.

Hoofdstuk 2 afronden

Doorgeefvragen

Opdracht: Klimaten

Opdrachten

Evalueren

Wat kun je aflezen in een klimaatdiagram?

Doorgeefvragen

• Leerlingen vormen groepjes van drie. 
• Elke leerling krijgt een werkblad. Elke leerling bedenkt een onderwerp waarover een vraag moet worden bedacht. Bestudeer 2.1 en 2.4 
• Daarna wordt het blad doorgegeven aan de volgende leerling. Deze bedenkt een vraag bij het ingevulde onderwerp. 
• Weer wordt het blad doorgegeven. De derde leerling vult het antwoord in.
• Tenslotte wordt het blad teruggegeven aan de eigenaar.  De oplossingen
• (vragen en antwoorden) worden in het drietal besproken. 

Klimaten

1. Maak de juiste combinaties. Geef voor elk antwoord minstens twee kenmerken van het klimaat en vertel waarom die afbeelding erbij hoort.
2. Doe het zo; A Tropisch klimaat = F. Het is rond de evenaar. De zon staat er loodrecht op. In het tropisch regenwoud is het hele jaar warm en valt veel neerslag

Opgaven maken

• Opdrachten 2.3: 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. 
• Muziek via de ipad
• Kom je er niet uit? Vraag eerst degene naast je. En dan pas de docent.
• Je mag rustig overleggen met je buurman of buurvrouw

 

Herhalingsles Hoofdstuk 2

Programma

Vorige les (ipad: log in via lessonup!

Volgende week proefwerk H2

Hoe te leren voor aardrijksunde? en leren samenvatten

Huiswerk 2.3 nakijken (studiewijzer)

Finish opdrachten

Flashcards maken 

Wat is permafrost?

Wat is verwoestijning?

Wat moet je nog weten voor het proefwerk? Of waar heb je hulp bij nodig?

1. Ik kan zelfstandig een samenvatting maken en leren voor de toets

Links bij de deur

2. Ik wil proberen om een samenvatting te maken met behulp van een uitlegstencil en heb misschien hulp nodig voor het leren voor de toets

Midden van het lokaal

3. Ik wil graag uitleg en hulp hoe ik een samenvatting kan maken en hoe kan leren voor het proefwerk

Rechts van het lokaal

Wat ga je doen?

• Samenvatting maken (je maakt er minimaal 1 (en je laat het controleren door de docent). Je 'mag' rustig in tweetallen werken.
• Nakijken 2.3 (laatste vragen stellen voor de toets)
• Finish opdrachten 1 en 2  maken (blz 38 en 39 van je werkboek). Bestudeer W20 begrippen uit het hoofdstuk
• Flashcards maken. (oefen in tweetallen)